In het gebied van het Tsadmeer met de expeditie Tilho | Page 3

L. Roserot de Melin
te brengen, dat een enkele kip en een half dozijn eieren ruim voldoende waren voor mijn behoeften.
Juist als bijna alle omringende sultanaten, worden het sultanaat Cober en dat van Tessaoea van elkander gescheiden door groote onbewoonde gedeelten. Dat komt niet, omdat de grond er onvruchtbaarder is dan elders, noch dat er ten minste op eenige diepte geen water te krijgen is, maar nog tot in den laatsten tijd was het gevaarlijk voor grensdorpen, al te dicht in de nabijheid te wezen van vijandige sultanaten. Die groote uitgestrektheden van dicht bosch dienden maar al te dikwijls tot schuilplaatsen voor de struikroovers en dieven, alias de sultans en nog regeerende hoofden in dit deel van Centraal Afrika. De enkele dorpen, die hier een plaats hadden gekozen, hebben gastvrijer oorden opgezocht; de putten zijn verstopt geraakt; een vlugge plantengroei heeft alle sporen van landbouw overwoekerd en alleen een paar verkoolde palen op den weg van Tibiri naar Agui�� wijzen nog de plek aan van twee dorpen, die, naar de inboorlingen beweren, in brand gestoken waren door de blanken. Zijn het Voulet en Chanoine geweest?
In den tijd, toen wij er waren, had het nog niet genoeg geregend, dat de kleine laagten met water gevuld waren, en wij stonden toen, in Juli 1907, v����r een tocht van 60 kilometer zonder water. Die afstand lijkt niet zoo groot, maar, als men bedenkt, dat de kameelen en de draagossen gemiddeld drie tot vier kilometer in het uur afleggen, en dat het zoo goed als onmogelijk is, te marcheeren op het warmst van den dag, wordt het eind veel grooter.
Het eerste gedeelte van de reis werd opgevroolijkt door de ontmoeting met Bormoe, sultan van Tessaoea. Dat machtig heer begaf zich naar Maradi en had voor de reis zijn geheele civiele en militaire huis gemobiliseerd, zijn vrouwen inbegrepen. Allereerst kwamen de mannen te voet, sommigen met groote bogen en pijlen gewapend; dan eenige ruiters in groepjes van twee of drie; iets verder de vrouwen, tusschen de bagage op kameelen gezeten. De handpaarden van den sultan volgden, gezadeld en opgetuigd. Het eene droeg een zadel met een pantherhuid bedekt, wiens pooten langs de flanken vielen aan weerszijden; het zadel van een ander, fijner en gelijkend op die sierzadels van fluweel met zilver, die de marokkaansche en tripolitaansche kooplui importeeren en die de vreugde uitmaken van de groote kinderen, die de negers zijn, was zorgvuldig ingepakt in een veelkleurig omhulsel.
Al die groepen trokken zonder eenige orde voort, soms op afstanden van een kilometer van elkander verwijderd. De muzikanten te paard reden al niet met meer regelmaat en flaneerden maar wat over den weg. Hun tegenwoordigheid deed echter zien, dat het groote hoofd niet ver meer was. Inderdaad verschenen eenige minuten later bij een bocht van den weg een twaalftal gardes te paard, gewapend met Grasgeweren en precies zoo gekleed als onze portiers in soci?teiten, zoo zelfs, dat ik eerst meende een blanke den weg te zullen zien opkomen. Dat was de lijfwacht van Bormoe. Deze verscheen weldra, omringd door zijn getrouwen en verwanten. Hij was een man in de kracht des levens, wiens gelaat met den zwarten baard een niet onsnuggeren indruk maakte. Hij liet zijn paard stilhouden; we wisselden een paar begroetingen en gingen daarna ieder onzes weegs. Terwijl ik mij verwijderde, kon ik niet nalaten te denken, dat ik er wel heel armoedig uitzag, gekleed, zooals ik was, in een bruin flanellen hemd met tot de ellebogen opgeslagen mouwen, tegenover dien prachtigen heer en zijn talrijk gevolg!
Die ontmoeting was het begin van voor mij lastige incidenten. Vier van de drijvers, die mij waren bezorgd door het hoofd van Tibiri, maakten van de wanorde, die, helaas, veroorzaakt werd door het voorbijtrekken van den optocht over het smalle pad, gebruik, om de vlucht te nemen. Ik zou er mij gemakkelijk over hebben getroost, als niet een van hen twee levende schapen had meegenomen, die ik hem gezegd had te drijven en die het grootste deel uitmaakten van den voorraad voor mijn gevolg gedurende den dag, dien wij in het bosch zouden doorbrengen. Daarna kreeg mijn paard, dat al lang geen voldoende rust had genoten, den volgenden morgen een peeskramp en daar er geen dorp in de buurt was, moest ik te voet door het zand de dertig kilometer afleggen, die ons nog van Agui�� scheidden.
Maar dat was nog maar het voorspel. Toen we in dat dorp kwamen, liet de bella's, drijvers van de ossen en kameelen, als gewoonlijk de dieren brengen naar plaatsen buiten het bebouwde gebied, om te grazen. Ik deed het zonder onrust, want behalve dat deze menschen, anders dan de Goberaoea's tot hier toe geen pogingen hadden gedaan, om te vluchten, scheidde hen voortaan een lange tocht door ongastvrij land van de streek, waar ze woonden, en hun dieren hadden rust noodig. Hoe groot was dus mijn verbazing,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 15
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.