In het Oerwoud en bij de Kannibalen op de Nieuwe Hebriden | Page 3

Felix Speiser
Het optreden van de aardewerkfabricage op deze twee eenige plaatsen van de Nieuwe Hebriden is een hoogst raadselachtig verschijnsel, dat uit ethnologisch opzicht merkwaardig is. Dat de ontdekker Quiros aan de inboorlingen het pottenbakken zou hebben geleerd, is uitgesloten, althans dit deel van het eiland heeft hij niet bezocht.
Den terugweg besloot ik niet over de bergen af te leggen, maar langs de kust om kaap Cumberland. De weg was dan wel langer, maar gaf mij gelegenheid, de noordelijke dorpen te bezoeken. Ook viel het plan zeer in den smaak bij mijn dragers, die het niet op bergtochten begrepen hadden. Ik marcheerde na middernacht af, om een langen tocht door het zand niet overdag te moeten doen, daar in de tropische zon het zwarte oeverzand zoo heet wordt, dat een Europeaan ook met schoenen er niet lang door kan waden, en de inboorlingen met vertrokken gezichten en als dansende beren over den heeten grond huppelen. Bij het vertrek moest ik bemerken, dat een der dragers was weggeloopen. Daar ik op dat uur geen plaatsvervanger kon krijgen en ik mijn plan om den kerel niet wilde wijzigen, bleef mij niets anders over, dan den last op mijn eigen schouders te nemen, en ik moet bekennen, dat hij mij op den duur lastig werd, niet zoozeer om de zwaarte, dan om de drukking op de daaraan niet gewende schouders. Maar het was een nuttige ervaring, daar ik nu aan het eigen lijf de bezwaren van de dragers ondervond.
Ofschoon ik den plichtvergeten drager eeuwigen haat zwoer, was het een recht prettige nachtelijke marsch. Toen de maan in zee onderging, hadden we het moeilijke gedeelte achter ons en legden ons te slapen. Bij zonsopgang trokken we verder, en ik had veel teleurstellingen, daar ik in geen der hutten een drager kon huren. Bij de middagrust in een zendingsdorp waren wel eenige inboorlingen genegen, om te helpen, maar probeerden, mij een veel te hoog loon af te persen. Toen ik als eenig antwoord, mijn last weer opnam, deed zich op het laatst iemand voor, die de taak aanvaardde, en ik was heel blij, want de weg was nog lang en bezwaarlijk. Maar ook daaraan kwam een eind, en we sliepen dien nacht bij kaap Cumberland, het noordelijkste punt van het eiland en van den archipel.
Hier vond ik talrijke individuen met haakneuzen en vaak met klassiek gevormde gezichten en lichte huidskleur. Ik leerde later, dat dit element verwant moest zijn met de menschen van de Bankseilanden, waar ik precies gelijke typen vond. Langs de kust gingen we in twee dagen weer naar Wora en van daar naar Talamacco naar den heer F. en zijn gastvrijheid.
De laatste maal had de supercargo van het stoomschip mij verzekerd, dat de boot dezen keer den twintigsten van de maand zou aankomen. Daarom had ik al mijn hebben en houden ingepakt en wachtte van uur tot uur op de stoomboot. Maar die bleef uit tot den eersten van de volgende maand. Zoo'n wachttijd is hoogst onaangenaam. Het is niet de moeite waard, de bagage weer uit te pakken, daar men natuurlijk altijd hoopt, dat het schip een volgend uur zal opdagen, en men kan niet ver van huis gaan, om het niet te missen. Men kan eigenlijk niets degelijks aanvangen, en de altijd weer teleurgestelde hoop, de verveling en het gevoel van tijdverlies zijn hoogst neerdrukkend, zoodat die wachtperioden voor mij de akeligste waren van de heele reis, waaraan ik nooit leerde gewennen. Als vroeger zocht ik mijn toevlucht in de romanbibliotheek van mijn gastheer; maar die bestond haast uitsluitend uit goedkoope detectiveromans, zoodat na acht dagen mijn beter ik zich energiek begon te verzetten en ik dat tijdverdrijf moest opgeven.
Ik kreeg hier de eerste koortsaanvallen, wat mij verwonderde, want ik had een zeer strenge en nauwkeurige prophylaxe met chinine doorgemaakt. Maar het schijnt, alsof men op die manier zich toch niet heelemaal van koorts kan vrijhouden, ten minste ik leed gedurende drie maanden aan aanvallen en een algemeen onwelzijn, dat maar nu en dan door gezonde dagen werd afgebroken. Wel was de koorts nooit zoo hevig, als ze denkelijk zonder chinine zou zijn geweest; maar eerst na een verblijf te Noum��a, waar ik een sterke chininekuur doormaakte, verliet mij de malaria voor ongeveer acht maanden.
Het vervelende wachten liep natuurlijk juist af, toen ik, het wachten moe, een grooteren tocht had ondernomen; maar nog bijtijds zag ik het schip van af den top van een heuvel en kon haastig omkeeren en mij nog inschepen. We voeren eerst naar de Banksgroep, waar ik niet aan land ging, en daarna naar Tassimaloem in Zuidwest Santo. De daar wonende planter, de heer C., ontving mij vriendelijk en wees mij een kwartier aan in een groot huis, dat door vroegere eigenaars van muren en schietgaten was voorzien ter beschutting tegen aanvallen der inboorlingen. De plaats lag
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.