eerste uren na den middag; ik 
had er een inval gedaan tijdens den zwaren slaap van den dag; maar zij 
is ontwaakt, de nieuwe wijk, en op de binnenpleinen is het vol, en druk 
zijn de straten en markten. Er zitten veel menschen tegen de muren en 
anderen stroomen naar de markt, waar een rieten dak zich over 
uitbreidt. 
Mansoer houdt mij staande in een nauw straatje van de mellah vóór een
lage deur; als we den drempel over zijn en den hoop vuil bij den ingang 
hebben vermeden, volgen we een gang met een bocht, loopen over een 
plaatsje en treden binnen in een klein vertrek, waar een jood drank 
verkoopt; verboden alcoholisme is in Fez zeer verspreid, en de man 
vertelt mij, dat hij veel afnemers heeft onder de getulbande heeren. Een 
jood is zacht binnen gekomen; hij zit op den drempel, en zegt tot mij in 
mijn eigen taal: "Als ik bij een Spanjaard ben, beweer ik Spanjaard te 
zijn, en als ik met een Franschman ben, noem ik mijzelven 
Franschman." Een neger komt op het plaatsje en laat zich een glas 
anisette geven. Twee jodinnen uit het huis schreeuwen luid om een mes, 
dat ze zeggen dat hij haar heeft ontstolen, en terwijl hij zijn anisette 
staat te drinken, schudden ze zijn kleeding uit, zijn djellaba, zijn 
tulband, zijn muilen, snuffelen in zijn knapzak, maar vinden het mes 
niet. Maar als de neger wil betalen, heeft hij zijn beurs niet meer bij 
zich. Koeltjes maakt de verkooper zich meester van de mand met doove 
kolen, die de neger droeg, en zet den klant op straat met de woorden: 
"Kolen zijn tegenwoordig duur; dit zal mij voldoende schadeloos 
stellen." 
Daarna brengt Mansoer mij bij een algerijnschen Turk, een van zijn 
vrienden. Hij weet geen onbezet huis, waar ik zal kunnen wonen. De 
buitengewone gezanten, die op 't oogenblik te Fez zijn, logeeren in de 
weinige, gewoonlijk beschikbare huizen. De vriend van Mansoer voegt 
erbij: "Wees maar niet rouwig erom, als u dat misschien noodzaakt 
vroeger te vertrekken; de Mooren zijn een akelig volk, ik veracht 
ze!"--"Waarom dat?"--"Omdat het Arabieren zijn!" De rasvijandschap 
is diepgeworteld en scheidt den Arabier, die semiet is, van den Turk, 
die tot het blanke ras behoort. De Turk voegt erbij: "Wij hebben 
intusschen denzelfden godsdienst..." Hij praat inderdaad over zijn 
"geloofsgenooten", hetgeen hem niet belet, mij spontaan te bekennen, 
dat hij noch aan God, noch aan den Duivel gelooft. Zoo doet hij mij 
levendig beseffen, welke verandering er in den Mohammedaan zich 
voltrekt, als hij aan den modernen invloed wordt onderworpen. Hij 
verliest zijn oorspronkelijk geloof; maar blijft Mohammedaan, dus van 
zijn geloof toch hater van de Christenen.
Fez-el-Bali, door de keizerlijke tuinen gescheiden van Fez-el-Djedid, is 
de echte stad, een reuzenmierenhoop, verscholen in de diepte van een 
smal dal, ingesloten tusschen de steile hellingen der bergen. Komt men 
te Fez langs den weg van Mequinez, Tanger of Rabat, dan ziet men 
slechts het kleine Djedid, hoog in het dal gelegen op een drempel, die 
de plotselinge inzinking verbergt, de soort van kloof, waar het zeer 
groote Bali is gelegen met zijn opeenhooping van huizen en zijn 
wirwar van straatjes. Het weinige, dat ik er nog slechts van gezien heb, 
geeft mij den indruk van de wonderlijkste der arabische steden, en wat 
ik van de omstreken heb waargenomen, van af de hoogte van een 
kerkhof, lijkt wel met zijn muren, zijn minarets en bergen, de 
allermooiste en origineelste. 
Maar vandaag mag ik die bekoring niet op mij laten werken; ik moet 
allereerst denken aan hoe ik zal wonen. Ik kan niet goed nog weer een 
nacht logeeren bij mijn ezeldrijver. Ik ga dus in de buitengewone 
warmte, die sedert den morgen heerscht, omhoog naar Fez-el-Djedid, 
waar de edele Mansoer woont. Over het breede, in de zon brandende 
plein Boe Jeloed, door hooge muren ingesloten, die aan den eenen kant 
de keizerlijke tuinen beschermen en aan de andere zijde den omtrek der 
stad begrenzen, loopend, vind ik, dat de achterkant van het plein 
afgesloten is door een zeer vervallen wal, waarin een poort uitkomt op 
een in het rond loopenden weg naar de kasbahs, naar de paleizen van 
het Maghzen, naar de straten van Fez-el-Djedid, naar de mellah en naar 
de poort van Mequinez, Tanger en Rabat. Er is altijd levendige drukte 
op het Boe Jeloedplein, dat als een rechthoek ligt tusschen 
Fez-el-Djedid en Fez-el-Bali. Aanzienlijke Mooren, in burnoes en haïks 
gewikkeld, begeven zich, op hun muildieren gezeten, naar het paleis 
van Moelai Abdel Aziz. 
Mansoer is vele jaren aan het hof verbonden geweest. Hij bekleedde er 
een zeer weinig nauwkeurig omschreven ambt, dat twee jaar lang 
bestond in het in ontvangst nemen van vier peseta's per dag, en twee 
verdere jaren in het ontvangen van slechts twee, en hoewel hij zich van 
zijn taak kweet,    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
