Goethes Faust

Johannes Diderik Bierens de Haan
Faust, by Johannes Diderik
Bierens de Haan

Project Gutenberg's Goethe's Faust, by Johannes Diderik Bierens de
Haan This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Goethe's Faust
Author: Johannes Diderik Bierens de Haan
Release Date: October 12, 2007 [EBook #23018]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK GOETHE'S
FAUST ***

Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/

Handboekjes Elck 't Beste
Onder leiding van L. Simons

Uitgegeven door de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur
Amsterdam

Goethe's Faust
Studie door
Dr. J. D. Bierens de Haan

Gedrukt ter drukkerij "De Degel", Amsterdam.

WOORD VOORAF
Goethe heeft in de twee gedeelten van den Faust aan zijn lezers het
beeld voor oogen gesteld van den mensch en zijn hoogste streven. Niet
een historisch bepaalden persoon, gelijk in menig drama, noch een
zielkundig merkwaardig wezen, als genie of "Uebermensch" heeft hij
geschilderd; maar den mensch, die wij allen zijn. Al het fantastisch
eigenaardige van het Faust-gedicht is dichterlijke verbeeldingswijze.
Het zal ons, die over de Faust-figuur gaan filosofeeren te doen zijn, om
het menschelijke in dezen mensch, en om niets anders.
B. de H.
Aerdenhout, Oktober 1914.

I DE KLACHT VAN FAUST

1. De famulus Wagner, de begrensde mensch.
Nauwelijks verschijnt ons de figuur van Faust of wij vernemen zijn

klacht, een klacht zoo zeer uit de geheele persoonlijkheid opgeweld, dat
wij Faust niet kennen, zoolang wij de klacht niet verstaan. En door in
haar te verwijlen, zoodat de snaren onzer ziel meetrillen, verstaan wij
haar. Niet slechts muziek of roman willen genoten worden door
medeleving, maar ook de wijsheid, en ook datgene wat aan de wijsheid
voorafgaat.
Terwijl wij nu de klacht van Faust zullen uitspreken, en bepeinzen wat
zij inhoudt--zie daar ontmoeten wij een mensch in Faust's omgeving en
met wien hij elken dag verkeert: zijn eigen famulus, den helper bij zijn
natuurkundige proeven, Wagner. Hij is een mensch (of zeggen wij: hij
is "de" mensch) die de klacht van Faust niet kent en haar niet begrijpt
en die te dezen opzichte het niet verder brengt dan tot een schamele
verzuchting. Het is langs den famulus Wagner, dat wij tot Faust
naderen; het is door tegenstelling dat wij de beteekenis van Faust's
klacht duidelijk maken.

"Reeds weet ik veel doch gaarne wist ik alles" (Zwar weiss ich viel,
doch möcht ich alles wissen). Met deze woorden treedt de famulus
Wagner uit Faust's studeercel af; zij zijn kort en wel de prachtigste
karakteristiek van een benepen mensch. De man wien deze woorden in
den mond gelegd zijn, is voorgoed belachelijk en met hem het heele ras
der zijnen; de kordate weetvastheid van zoo'n schepsel, zijn beslist
voornemen om de weterij van dag tot dag te vermeerderen, en de
volkomen argeloosheid van zulk gemoed zijn zoo heerlijk
bijeengebracht in dat ééne volzinnetje, dat wij Goethe den oprechten
dank onzer harten schuldig zijn, die zoo treffend de heele bent van
weetwijzen heeft gekarakteriseerd.
Deze menschen hebben éen eerbied, en die is groot, voor degenen die
nog meer weten dan zij; zij hebben één verlangen en dat is groot: hun
medewetenden voorbij te streven of althans in te halen; hoe gaarne
zouden ze twee honderd jaren oud worden, wanneer dat hun hielp om
alles te weten. Zij zijn het die de opstapeling der leervakken hebben
uitgevonden en de vergelijkende examens.

Wagner is de begrensde mensch. Maar waarin bestaat dan wel zijn
begrensdheid, terwijl toch zijn verlangen zóo ver reikt? Tevreden met
halve maatregelen vinden wij hem niet en de hoeveelheid weten, door
hem verzameld, is hem nooit genoeg, daar hij immers tot de
al-wetendheid toe zou willen voortwerken. Respektabel is de kennis der
Wagners, en zij gelijken in hoeveelheid van opgezamelde wetenschap
op musea. Hun vatbaarheid schijnt onbegrensd. Zijn zij
niettegenstaande dit een begrensd type van menschen, waarin ligt deze
begrensdheid dan?
Zij ligt in een eigenschap huns geestes waardoor zij den zin en
beteekenis van hun eigen weten misverstaan. In een misverstand ligt
hun begrensdheid; en het misverstand is van dien aard, dat hij die het
opeens inziet, tot de klacht van Faust vervalt. Maar ook van dien aard is
het misverstand dat men slechts krachtens geestelijke beperktheid
daarbij blijven kan en dat de ware, ruime en diepe geest niet anders kan
dan het misverstand ontsluieren en dus komen moet tot de klacht van
Faust. En deze klacht verwoest de vorige vreugde en spreekt het vonnis
uit over de schoone illusie van voorheen.
Wat de famulus Wagner niet verstaat is: dat al deze kennis een
nadering is tot het Onbegrepene.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 29
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.