een jongere broeder door 
hem naar Parijs gezonden was om onder Erasmus' leiding zijne studiën 
te voltooijen of aan te vangen, bekomt vandaar nu en dan een schrijven. 
"Ik heb," meldt Erasmus hem op een keer, "ik heb het buitengewoon 
druk gehad vandaag. Waarmede? zult gij vragen. Antwoord: met het 
bijwonen eener tooneel-, eene boeijende tooneelvoorstelling. 
"Was het een blijspel, was het een treurspel? Al naar gij het nemen wilt. 
Weet alleen dat geen der spelers dramatisch uitgedost was; het stuk 
telde maar één bedrijf; geen fluiten begeleidden het koor; de vertooners 
hadden geen hooge schoeisels aan, maar gingen barvoets; er werd niet 
gedanst; het tooneel was de vlakke bodem, mijn eetvertrek het 
amfitheater. Naarmate zij zich verwikkelde werd de handeling 
spraakzamer, en omstreeks de ontknooping was de luidruchtigheid 
volkomen. 
"Gij denkt dat ik voor uw amusement eene klucht verzin? Toch niet, 
Christiaan, ik ben historieschrijver. De voorstelling waarvan ik getuige 
was werd gegeven door mijne huiswaardin, in tweegevecht met hare 
maarte. De klaroen had reeds geruimen tijd weerklonken vóór de strijd 
aanving; ik bedoel, er ging eene heftige woordenwisseling vooraf. Op 
dit gebied stonden zij elkander, en geen van beide partijen behaalde de 
overwinning. De handeling geschiedde in den tuin, terwijl ik voor het 
venster der eetkamer zwijgend, doch niet schreijend, stond toe te zien. 
"Maar nu de katastrofe! Na afloop van den strijd kwam de gedienstige 
in mijne zitkamer de bedden doen, en onder een praatje maakte ik haar 
mijn kompliment dat zij wat kraaijen en schelden aanging hare 
meesteres niets toegegeven had, doch betuigde tevens mijn leedwezen 
dat zij dapperder scheen in het roeren harer tong dan van hare handen. 
Want de waardin, een gespierde virago en athletisch gebouwd 
vrouwspersoon, had de gewoonte hare knoken te doen nederkomen op
het hoofd der arme maarte, veel kleiner dan zij. Hebt gij geen nagels, 
vroeg ik haar, dat gij dit geduldig verdraagt? 
"Lagchend antwoordde zij dat het haar minder aan moed dan aan 
krachten haperde.--Denkt gij, vroeg ik, dat het in den oorlog bovenal op 
krachten aankomt? In iedere militaire ontmoeting is het plan het 
voornaamste. --Zij vroeg welk plan ik haar aan de hand kon doen.--De 
eerste maal dat zij weder de handen aan u slaat, zeide ik, moet gij 
onmiddellijk haar de muts van het hoofd rukken (want te Parijs hebben 
de vrouwen van zekeren leeftijd de zonderlinge hebbelijkheid zwarte 
mutsen te dragen) en haar dan in het haar vliegen. 
"Ik dacht in het minst niet dat zij deze scherts ernstig opnemen zou; 
maar 's avonds, tegen etenstijd, kwam een der jonge mannen die met 
uw broeder en mij in ditzelfde kosthuis wonen, ademloos naar binnen 
loopen en riep: Vrienden, zoo gij een bloedige kloppartij wilt zien, 
komt dan spoedig!--Wij repten ons wat wij konden, en vonden onze 
hospita en haar meid slaags in den tuin. Niet zonder moeite scheidden 
wij haar. De stukken getuigden hoe moorddadig de strijd geweest was. 
Hier eene muts, daar een sluijer, de bodem bestrooid met vlokken haar; 
zoo meedogenloos waren zij elkander te lijf gegaan. 
"Aan tafel verhaalde de waardin, ten zeerste verbolgen, hoe brutaal de 
maarte zich gedragen had.--Ik wilde haar teregt zetten, zeide zij (zij 
meende: ik wilde haar de kracht mijner vuisten doen gevoelen), toen zij 
in een oogwenk mij de muts van het hoofd rukte. (Het werd mij 
duidelijk dat ik niet te vergeefs gesproken had). En toen, ging zij voort, 
toen smeet de helleveeg mij de muts in het gelaat (dit punt was door 
mij niet aangeroerd), en toen, toen trok zij mij hier, en hier, en hier, de 
haren uit, ziet! 
"Hemel en aarde nam zij tot getuige, nog nooit zulk een boosaardig 
klein ding in hare dienst gehad te hebben. 
Wij vestigden hare aandacht op het menschelijk: 't Kan verkeeren, en 
op de wisselvalligheid der krijgskansen. Intusschen wenschte ik mijzelf 
geluk dat zij mij niet verdacht zijdelings in de zaak betrokken geweest 
te zijn, anders zou ik op mijne beurt ondervonden hebben dat zij eene
tong tot hare dienst had."[27] 
Ook bij Dante vindt men ergens zulk een tooneel geschilderd, en zelfs 
gaat Dante nog verder; hij deelt de eigen woorden der kijvenden 
mede.[28] Doch Erasmus heeft niet, zooals Dante op die plaats, een 
litterarisch bijoogmerk. Hij vischt alleen uit den weedom van zijn 
knechtsbestaan de vermakelijke anekdote en teekent, met hetzelfde 
nederlandsch schilderstalent als zijn toekomstige vriend Quinten 
Metsys het in die dagen de antwerpsche woekeraars doet, twee 
vechtende parijsche wijven. 
* * * * * 
De vrouwen hebben in het volgend leven van Erasmus zoo weinig 
plaats ingenomen, en hoewel de boeken hem nooit van de gezelligheid 
konden vervreemden, doet nogtans zijne bekende kamergeleerdheid dit 
op een afstand zoo natuurlijk schijnen, dat wij van zijne verpligtingen 
aan het zwakkere geslacht, de keeren dat die voor de geschiedenis 
zijner ontwikkeling in aanmerking komen, gaarne melding    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
