beambte om de 
passen te viseeren. Het bleek dat op den mijnen de een of andere 
stempel ontbrak, en nu heette het, militärisch streng: rechtsomkeert 
marsch! Green vertoogen baatten; lieverkoekjes werden hier niet 
gebakken. De japansche beambte is een ongenadig heer; doornat gelijk
ik was, moest ik mijne eveneens doornatte bagage opnemen en in de 
duisternis, door regen en modder, naar het armzalige logement 
terugkeeren. Des anderen daags eerst gelukte het mij om dien 
gewichtigen stempel op mijn pas te krijgen, zoodat ik nu de rivier 
passeeren mocht. En aan den anderen kant wachtte mij eene nieuwe 
teleurstelling--de trein was vertrokken! En daarbij was de baan 
wederom in het ongereede. 
Toen verwenschte ik den japanschen bureaukraat, die verzuimd had om 
mijn pas in den vereischten vorm op te maken, en den anderen 
japanschen bureaukraat die mij den vorigen avond verhinderd had te 
vertrekken. Mijn voorraad proviand was opgeteerd, en van mijn geld 
was weinig overgebleven, te weinig om in een japansch logement mijn 
intrek te nemen. Derhalve was een koreaansch dito mijn eenige 
toevlucht. En welk een toevlucht! Mijn "appartement" besloeg nog 
geen acht voet in 't vierkant, had slechts een enkel klein raampje en was 
vuiler en donkerder dan ik het ooit te voren op eenige andere plaats ter 
wereld gevonden had. Bovendien zwermden in dit hok honderdtallen 
vliegen, die mij geen rust lieten. Wat is hardnekkiger dan een vlieg, dan 
een koreaansche vlieg? En ik kon hen niet ontwijken, doordien de 
gestadige regen mij belette uit te gaan. Toen het donker werd, hielden 
de lastige insekten eindelijk op met vliegen en trokken zich in hunne 
schuilhoeken terug; maar nu kwam ik, gelijk de Engelschen plegen te 
zeggen, "from the fryingpan into the fire." Want in plaats van vliegen 
kreeg ik thans bezoek van muskieten. Des middags bekwam ik zware 
hoofdpijn en verschijnselen van braking; doch eenige medicijn was in 
dit armoedig plaatsje niet te bekomen. Evenmin eieren, kippen, melk, 
of iets van dien aard. Ik moest dien nacht op den harden vloer 
doorbrengen, in het onwelriekend gezelschap van twee inlanders, die 
naast mij gelegerd werden, terwijl de muskieten er wel voor zorgden 
dat de slaap niet op mijne oogleden nederdaalde. 
Des morgens ging ik zelf naar het station om inlichtingen, doch vernam 
dat de verzakking in de spoorwegbaan nog niet hersteld was. Nu begon 
ik in te zien, dat een paard toch een zekerder vervoermiddel was dan 
een koreaansche spoorweg, ofschoon het traject zeker een paar dagen 
zou vorderen. Maar de stationschef verzekerde mij dat, ook al moest ik
nu wachten, een reis te paard niet in mijn voordeel zou zijn, dat de 
spoortrein er altijd eerder zou wezen, en zoo besloot ik, ofschoon met 
een bezwaard gemoed, af te wachten de dingen die komen zouden. D. i. 
een spoortrein en het bericht dat de baan klaar was. 
Het was toen een zonnige en zwoele dag. Van de rijstvelden steeg een 
damp omhoog, dien men met de evaporaties van een turksch dampbad 
had kunnen vergelijken. Maar tegen den middag pakten de wolken zich 
weer samen, en aan den avond van dien dag regende het pijpesteelen 
dik. De hoop begaf mij; en inderdaad, des anderen daags was er van 
een spoortrein weer niets te zien. In de herberg was het niet meer uit te 
houden, zoowel wegens den naakten vloer die mijne legerstede 
uitmaakte, als wegens de vele insekten en het voedsel, dat slechts uit 
rijst en visch bestond, terwijl ik ter verstrooiing niets anders dan een 
paar Zaterdagsche nummers van De Avondpost bezat. Het vooruitzicht 
om een weg af te leggen van zestig mijlen lengte, door modder en door 
water (n.l. de riviertjes welke men passeeren moest) was zeker niet 
bemoedigend, en toch, ik moest hier vandaan. Ik eischte een paard. 
Helaas! ik ontving ten antwoord dat alle paarden in den omtrek door de 
militaire autoriteiten gerequireerd waren; vooreerst was er geen te 
bekomen. Ik zou de reis te voet gedaan hebben, ware het niet dat het 
gemis van nachtrust en de slechte voeding mij daartoe onbekwaam 
hadden gemaakt. Ik was daarvoor te zeer verzwakt. Er was slechts één 
uitweg--ik moest terug! De spoorwegverbinding met Syen-Chou was 
ten minste nog niet verbroken; wanneer ik de rivier weer overstak en 
den trein haalde, dan kon ik verwachten binnen drie uur tijds in een 
geriefelijker oord te zijn, waar ik een behoorlijken maaltijd en 
nachtleger zou vinden. 
Er kwam bij, dat ik sedert mijn vertrek uit Seoul geene berichten had 
ontvangen omtrent den toestand mijner zieke vrouw, terwijl ikzelf 
buiten staat was om haar over de oorzaken van mijn wegblijven in te 
lichten. Te Syen-Chou hoopte ik daarvoor van de telegraaf gebruik te 
kunnen maken, hetgeen mij in mijn besluit nog versterkte. 
Doch dan diende ik dit ook terstond ten uitvoer te brengen, of springtij 
zou voorbij zijn. Derhalve voer ik de    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
