heer Fogg. "Wij hebben dus geen 
oogenblik te verliezen." 
"Maar de koffers?"--zeide Passepartout, zijn hoofd schuddende. 
"Geen koffers, slechts een reiszak. Doe daarin twee wollen hemden en 
drie paar kousen en hetzelfde voor u; onderweg koopen wij het overige. 
Gij haalt mijn overjas en mijn reisplaid. Trek goede schoenen aan. 
Intusschen wij zullen bijna niet loopen. Ga nu." 
Passepartout had willen antwoorden, maar hij kon niet. Hij verliet de 
kamer van Fogg, ging naar de zijne, viel op een stoel neder, en 
mompelde: Wel, wel, dat is me nu toch al sterk. En nu dacht ik zoo 
rustig hier te zullen leven! 
Werktuiglijk maakte hij zijne toebereidselen voor de reis, de reis om de 
wereld in tachtig dagen! Had hij met een gek te doen? Neen ... het was 
scherts! Men ging naar Dover, goed. Naar Calais, best. Dat deed den 
goeden jongen, die sedert vijf jaar den vaderlandschen bodem niet had 
gedrukt, zelfs genoegen. Men zou misschien zelfs naar Parijs gaan; 
welnu, hij zou deze groote hoofdstad met genoegen terug zien. Zeker 
zou een gentleman, die zoo weinig van loopen hield, daar blijven. Ja, 
ongetwijfeld, maar het was minder zeker, dat die gentleman, die tot nu 
toe altijd zoo huisvast was, op reis ging, dat hij zich ging verplaatsen. 
Om acht uur had Passepartout het eenvoudig valies gereed gemaakt, dat 
zijn goed en dat van zijn meester bevatte, en verliet, nog half in
verwarring zijn kamer, waarvan hij de deur zorgvuldig sloot. Hij kwam 
nu weder bij Fogg. 
Fogg was ook klaar. Onder den arm droeg hij Bradshaw's continental 
railway-steam-transit and general guide, die alle mogelijke noodige 
inlichtingen voor de reis bevatte. Hij nam het valies uit de handen van 
Passepartout, opende het en deed er een lias banknoten in, die in alle 
landen ter wereld worden aangenomen. 
"Gij hebt dus niets vergeten?" vroeg hij. 
"Niets, mijnheer." 
"Mijn jas en mijn plaid." 
"Hier zijn ze." 
"Goed zoo, neem nu het valies maar op." Fogg gaf zijn valies aan 
Passepartout. 
"Draag er goed zorg voor, want er zit twintig duizend pond sterling in." 
Het had weinig gescheeld of het valies was uit Passepartouts handen 
gevallen, alsof de twintig duizend pond sterling in goud waren en 
daarvan het gewicht hadden. 
Toen gingen Fogg en zijn bediende naar beneden en de huisdeur werd 
op het nachtslot gedaan. 
Rijtuigen stonden aan het einde van Saville Row. Phileas Fogg en zijn 
bediende namen een cab en reden zoo snel mogelijk naar het station 
van Charing-Cross, waarop een van de takken van den 
Ooster-spoorweg uitloopt. 
Acht uur twintig minuten hield de cab op vóor het hek van het station. 
Passepartout sprong er uit. Zijn meester volgde hem en betaalde den 
koetsier. 
Op hetzelfde oogenblik naderde eene arme vrouw met een kind aan de 
hand. Zij liep barrevoets. Haar hoofddeksel was een verflenste hoed, 
waarvan een armzalige veer afhing; eene shawl in flarden bedekte hare 
gescheurde plunje. Zij wendde zich tot Phileas Fogg en vroeg een 
aalmoes. 
Fogg gaf haar de twintig guinea's, die hij aan de whisttafel gewonnen 
had. 
"Daar, goede vrouw," zeide hij, "ik ben blij dat ik u ontmoet heb." 
Daarop ging hij verder. 
Passepartont voelde zijne oogen vochtig worden. Zijn meester steeg 
hooger in zijne achting.
Fogg en zijn bediende gingen terstond naar de wachtkamer. Hier liet 
Fogg Passepartout twee kaartjes eerste klasse voor Parijs nemen. Toen 
hij zich omkeerde, zag hij zijn vijf collega's van de Reform-club. 
"Mijne heeren," zeide hij, "ik ga vertrekken, de verschillende visa 
zullen u in staat stellen om bij mijne terugkomst mijne reis na te gaan." 
"O, mijnheer Fogg, zeide Ralph Gauthier beleefd, "dat is onnoodig. Wij 
vertrouwen op uw eer van gentleman!" 
"Maar zoo is het toch beter," antwoordde Phileas Fogg. 
"Gij vergeet niet, dat ge terug moet zijn?..." merkte Andrew Stuart aan. 
"In tachtig dagen," antwoordde Fogg; "zaterdag 21 December 1872, 's 
avonds kwart voor negen." 
"Tot wederziens, mijne heeren!" 
Om kwart voor negen namen Phileas Fogg en zijn bediende plaats in 
denzelfden waggon. Vijf minuten later hoorde men een schel fluitje en 
de trein zette zich in beweging. 
Het was een stikdonkere nacht. Er viel een fijne motregen en het 
regende gestadig door. Phileas Fogg zat in zijn hoek gedoken en sprak 
geen woord. Passepartout, nog eenigszins onthutst, drukte 
onwillekeurig het valies met banknooten stijf tegen zich aan. 
Maar de trein had Sydenham nog niet gepasseerd, of Passepartout uitte 
een kreet van wanhoop. 
"Wat is er?" vroeg Fogg. 
"Ik heb ... in mijne gejaagdheid ... in mijn ... iets vergeten...." 
"Wat?" 
"Om de gaskraan in mijne kamer uit te draaien!" 
"Zoo vriend," antwoordde Fogg koel, "dan brandt die voor uwe 
rekening!" 
 
VIJFDE HOOFDSTUK. 
Waarin een nieuw efect aan de Londensche Beurs komt. 
Toen Phileas Fogg Londen verliet, dacht hij zeker niet dat zijn vertrek 
zulk een opzien zou baren. Eerst bracht het verhaal der    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.