De Zoon van Dik Trom

C. Joh. Kieviet
De Zoon van Dik Trom

The Project Gutenberg EBook of De Zoon van Dik Trom, by C. Joh.
Kieviet This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and
with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away
or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: De Zoon van Dik Trom
Author: C. Joh. Kieviet
Release Date: February 7, 2004 [EBook #10971]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO Latin-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE ZOON
VAN DIK TROM ***

Geproduceerd door Jeroen Hellingman en het Gedistribueerd Proeflees
Team

De Zoon van Dik Trom
Door
C. Joh. Kieviet

Eerste Hoofdstuk.
Dik heeft een plan, en zijn vader vindt, dat hij een bizonder kind is, en
dat is-ie.
't Was met den kruidenierswinkel van den ouden Trom uitstekend
gegaan. Dat was geen wonder, want Vrouw Trom was eene zindelijke
vrouw, die er voor zorgde, dat alles in den winkel er keurig netjes
uitzag. De koperen weegschalen waren zoo prachtig geschuurd, dat zij
haast wel van goud schenen, de toonbanken zagen er brandhelder uit,
en de koopwaren waren van de beste kwaliteit.
Elken morgen spande Dik zijn mooien hit voor den wagen, om de
klanten, die buiten het dorp woonden, te gaan bedienen. Zijn paard was
altoos helder geroskamd, zijn wagen zag er proper uit, en wat hij
leverde was prompt in orde. Nooit vergat hij te doen, wat hij beloofd
had, en tegen wat extra werk zag hij niet op, als hij een van zijne
klanten er mede gerieven kon. Geen wonder dus, dat hij steeds meer
verkocht, er telkens nieuwe klanten bijkreeg en er zelden of nooit een
verloor. In enkele jaren was de winkel van Jan Trom de voornaamste
van het dorp geworden, en 't was een lust te zien, hoe vol het er
somtijds wezen kon. Vooral op Zaterdagavond was het er verbazend
druk. Dan stond de winkel opgepropt met menschen, die inslag voor de
volgende week kwamen doen, en hadden Vader en Moeder Trom,
benevens Dik, geen handen genoeg, om de klanten te bedienen. Maar al
moesten dezen wat wachten, dat hinderde niet erg, want allen luisterden
graag naar de vroolijke grappen van Dik, die zijn praatje steeds klaar
had.
De oude Trom deed niet veel. Hij was niet sterk genoeg om lang achter
de toonbank te staan, en als het hem al te druk werd, trok hij zich op
zijn stoeltje in een hoek van den winkel terug en keek met innig
welbehagen de drukte aan. En dan luisterde hij naar de gesprekken der
vrouwtjes, die het wel gezellig vonden, als zij niet dadelijk geholpen
konden worden, omdat zij dan nog een poosje konden babbelen,--maar
het meest genoot hij van de grappen en kwinkslagen van zijn zoon Dik,
dien hij soms langen tijd achtereen met de grootste bewondering kon
zitten aanstaren. En menigmaal, als hij zag, hoe graag de menschen

door Dik geholpen werden, mompelde hij zacht voor zich heen:
"Die Dik,--o, dat is toch een bizonder kind,--en dat is-ie!"
Trom werd er niet sterker op, en meer en meer begon de winkel hem te
zwaar te worden, vooral overdag, als Dik de klanten afreed, en Moeder
het huiswerk verrichtte. Want de winkelschel liet hem bijna nooit met
rust, van den morgen tot den avond.
"Klingelingeling!" ging het, als Trom zijn ontbijt gebruikte.
"Klingelingeling!" als hij 's middags aan tafel zat. "Klingelingeling!"
als hij zijn middagdutje wilde doen, waaraan zijn zwak lichaam zooveel
behoefte had.
Den geheelen dag was het voortdurend: "klingelingeling!" en dat hield
niet op, voordat 's avonds laat de winkeldeur op het nachtslot werd
gedaan.
De oude man beefde soms over al zijn leden van vermoeidheid als hij
eindelijk in zijn bed gestapt was, en van overspanning kon hij dan
dikwijls in geen uren den slaap nog vatten. Eindelijk begrepen Moeder
Griet en Dik beiden, dat het zoo niet langer ging,--dat er verandering
moest komen.
En die verandering kwam.
Het huisje naast den winkel kwam te huur. 't Was een allerliefst huisje,
wel klein, maar keurig net. 't Was een huisje voor een paar oude
menschen, die rustig hun ouden dag wilden doorbrengen.
Zoodra Dik hoorde, dat het te huur was, zei hij op een avond, toen de
winkel op het nachtslot was:
"Hoor eens, Vader en Moeder, weet u, dat het huisje hiernaast te huur
komt?"
"Is 't waar?" vroeg moeder Trom. "Neen, dat weet ik niet."
Trom zei niets. Hij keek Dik aan en streek met zijn hand langs zijn

dunne bakkebaardjes.
"Ja," zei Dik,--"'t is zoo, en nu had ik gedacht, dat het juist een huisje
voor u beiden zou zijn."
"Ja," zei Trom, "dat denk ik ook, en dat doe ik."
"'t Is een lief huis," ging Dik voort.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 66
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.