Columbus | Page 2

John S.C. Abbott
noordelijke kusten van IJsland bereikte. Het is niet
onwaarschijnlijk, dat hij daar losse geruchten vernam van de tochten,
welke, eeuwen vroeger, de Noormannen naar de door het ijs omgeven
kusten van Labrador en Groenland hadden gedaan, en van de
eindelooze meer zuidwaarts liggende kusten, van welker
uitgestrektheid niemand zich een denkbeeld maken kon. Later schreef
hij in een zijner brieven:
"Veertig jaren lang heb ik de geheimen der natuur trachten uit te
vorschen, en waar ooit een schip zich vertoonde, daar ben ik geweest."
Tijdens zijn omzwervingen kwam hij ten laatste te Lissabon, de
hoofdstad van Portugal, aan, toen een der beroemdste zeehavens van de
wereld. Hij was toen 35 jaren oud.
Uit de levensbeschrijving, door zijn zoon opgesteld, leeren wij, dat hij
ijverig studeerde. Hij las de werken van Aristoteles, Seneca en Strabo.
Menig middernachtelijk uur werd gesleten met het lezen van de
nasporingen, door Marco Polo en Sir John Maundevile of Mandeville
in het werk gesteld. De vraagstukken, waartoe deze ontdekkingen
aanleiding gaven, bepeinsde hij ernstig. Maar het boek, dat hem het
meest boeide en zijn geest geheel en al bezighield, was de
Wereldbeschrijving, de "Cosmographie", van kardinaal Aliaco. Het
was een zonderling mengsel van dwaasheid en geleerdheid, van echte

wetenschap en zotte fabelen.
Columbus trof te Lissabon vele zeelieden aan, verstandige,
opmerkzame menschen, die alle bekende zeeën hadden bevaren. Hen
hoorde hij van drijfhout spreken, dat gevonden was geworden, en zeer
onderscheiden was van den plantengroei, dien men in Europa kende.
Ruw snijwerk had men uit de zee opgevischt, dat blijkbaar met zeer
onvolkomen gereedschap was bewerkt. En, wat het vreemdst van alles
scheen, er waren twee lijken op de Azoren aangespoeld, van een
menschenras afkomstig, hoedanig noch in Europa noch in Afrika werd
gevonden.
Langzamerhand schijnt bij Columbus het denkbeeld te zijn opgerezen,
dat er op den aardbol nog andere en uitgestrekte landen moesten wezen,
welk de Europeanen nog niet kenden. Want slechts een klein gedeelte
van onze aarde was toen nog maar door beschaafde menschen bezocht.
Wanneer Columbus alleen in zijne kamer zat, en zijn oogen op de
ellendige kaarten van dien tijd rustten, dan werd zijn geest wakker en
teekende hij met het potlood in de hand de hem bekende oevers der
Middellandsche zee, benevens de minder bekende kusten van Afrika
van kaap Blanco af tot kaap Vert toe. In zijn verbeelding ging hij
moedig den Atlantischen oceaan op tot de Azoren toe, doch hier vond
hij een eindpaal, omdat verder alles nog onbekend en onbevaren was.
Het door hem bepeinsde plan jaagde hem het bloed naar de wangen.
Wat ligt, vroeg hij zich af, in dien uitgestrekten, grenzenloozen oceaan
aan den anderen kant? Is de aarde een plat vlak? Gesteld, dat dit zoo is,
maar waar is dan het einde, en wat ligt aan de andere zijde? Is de aarde
een bol? Als zij dat is, hoe groot is die bol dan? Liggen er in dien
onmetelijken oceaan andere landen? Zou het voor een onverschrokken
avonturier mogelijk zijn dien bol om te varen?
In 1477 stak Columbus in zee, om het westen te vinden langs den
ouden, noordelijken weg, die langs IJsland liep. Waarschijnlijk had hij
van de ontdekkingen gehoord, welke de Noormannen in die richting
hadden gedaan, en was 't hem bekend, dat men den afstand van
Europa's noordelijkste punten tot de Aziatische stranden niet groot
rekende.

Alvorens de groote onderneming uit te voeren, deed hij eerst
onderscheidene kleine zeetochten. Zuidwaarts bezocht hij Madera, de
Kanarische eilanden en de kust van Guinea. De wegen, door de
Portugeesche zeevaarders gevolgd, ging hij ijverig na, en maakte zich
vertrouwd met al wat zij van de Azoren en de westelijkste eilanden
hadden ontdekt.
Ook zocht hij den noordelijken weg op, en waagde zich zelfs op
eenigen afstand ten westen van IJsland. Wellicht had hij het verhaal
van de Noormannen gelezen van Groenland, Markland en Vineland.
Het laatste schip was van Groenland naar IJsland teruggekeerd
ongeveer honderd jaren vóór Columbus dit eiland aandeed. Malte Brun
onderstelt, dat Columbus in Italië van de heldendaden dezer koene
zeelieden kennis gekregen had, want Rome werd toen als het
middelpunt van de wereld beschouwd, en die iets belangrijks hooren
wilde, moest daar zijn.
Een Deensch schrijver meent, dat Columbus, die alle mogelijke boeken
en handschriften trachtte te krijgen, om verhalen van zeetochten en
ontdekkingen te lezen, de geschriften van den bekenden
geschiedschrijver Adam van Bremen in handen gekregen had, waarin
de ontdekking van Vineland met nadruk werd vermeld.
Deze vermoedens hebben hem ongetwijfeld aangespoord tot de reis
naar IJsland, en hij bracht, volgens het verhaal van zijn zoon Fernando,
niet alleen eenigen tijd op IJsland door, maar zeilde nog 300 mijlen
verder, waardoor hij Groenland haast moet hebben kunnen zien.
Was Columbus met de belangrijkste ontdekkingen der Noormannen
bekend, dan kan men zijn vast geloof aan de mogelijkheid, om een
westelijk gelegen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 86
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.