krijgt tot uitkomst: 12 lasten, 7 mudden, 5 schepels, 3 kop, 8 
maten rogge. Met een gerust geweten, en met het zalig gevoel van als 
ijverig lid der maatschappij uw plicht gedaan te hebben, zoudt gij uw 
lei aan den ondermeester overgeven om te laten nacijferen. Maar neen! 
het hatelijk rekenboek geeft, onder den verwaanden titel "Uitkomst", op: 
95 lasten, 2 mudden, 1 schepel rogge, en niet ééne kop of maat. Het is 
blijkbaar dat gij u vergist hebt; driemaal doet gij al de 
vermenigvuldigingen en deelingen over en weer over; eindelijk besluit 
gij alles uit te veegen, en nog hebt gij uw mouw op de lei, als de 
ondermeester komt om te gelooven dat gij niets hebt uitgevoerd. Dat 
had ik tegen die rekenboeken! Maar het kwaadwilligst en het onbillijkst 
van diezelfde uitvinding is, dat zij u op alle mogelijke manieren sarren 
en in uw zwak tasten. Daar zit gij sedert klokke halftien op school, bij 
mooi weer, in de maand Mei, als het groen jong is gelijk gijzelf en, wat 
meer is, als de plassen opgedroogd zijn, zoodat het heerlijk weer is om 
te knikkeren. Daar zit gij sedert halftien op de school, waar gij den voet 
hebt ingezet, met benijding terugziende op de armelui's kinderen, die 
geen opvoeding krijgen en "duitjen òp" speelden op straat. Eerst hoeft 
men u gedwongen met al uwe speelsche lotgenooten het lied aan te 
heffen:
Wat vreugd, het schooluur heeft geslagen, Waarnaar elk kind om 't 
zeerst verlangt. 
Daarna hebt gij een uur gelezen van het model van een braven jongen, 
zoo braaf, zoo zoet, zoo gehoorzaam, zoo knap en zoo goedleersch, dat 
gij hem met pleizier een paar blauwe oogen zoudt slaan, als gij hem op 
straat ontmoette; of, indien gij al wat verder zijt, de levensschets van 
een onbegrijpelijk groot man, wien na te volgen u pedant en wanhopig 
toeschijnt, en door welke levensschets kunstiglijk een samenspraak is 
heengevlochten van knapen en meisjes, voor wie gij ook al geen de 
minste sympathie gevoelt, al "staan zij ook waarlijk verbaasd over de 
ontzettende kundigheden van dien man," daar vader Eelhart of 
Braafmoed van verhaalt. Het volgende uur hebt gij geschreven; naar 
een mooi exempel; als bijv., zoo gij groot schrijft, het woord 
wederwaardigheid, opmerkelijk door twee moeilijke W's, zonder 
aandikken bijna niet goed te krijgen, zevenmaal; of indien gij klein 
schrijft, vijftien maal, achtmaal op, en zevenmaal tusschen de lijn: 
Voorzichtigheid is de moeder der wijsheid; bij welke gelegenheid gij in 
twee regels het lidwoord der hebt overgeslagen, wat tengevolge van de 
laatste lettergreep van het woord moeder zeer licht gebeuren kon, en 
eenmaal voorwijzigheid in plaats van voorzichtigheid hebt gezet, welke 
omstandigheden, zoo ieder op zichzelf als in onderling verband, u 
eenigszins angstig doen denken aan het uur, waarop de critiek des 
meesters haar uitspraak zal komen doen. Om niet te spreken dat gij 
gekweld zijt geweest met een linksche pen, ontelbare haren in den inkt, 
een klad of drie, met kunstenaars achteloosheid over uw schrijfboek 
verspreid, en de onverbiddelijke wet dat gij maar tweemaal uw pen op 
mocht steken om ze te laten vermaken, door een ondermeester, die even 
zoo ver is in die kunst als gij in 't schrijven. Nu komt het rekenboek. Ik 
heb het lang laten wachten, lieve lezer; maar het was uit wraak, omdat 
het voor mij zoo dikwijls te vroeg is gekomen. Nu komt het rekenboek. 
Merk op, dat gij in den loop van den morgen tweemaal op 't bord zijt 
geschreven: eens, omdat gij met uw rechter buurman een verdacht 
gefluister hebt aangevangen, dat evenwel over niets liep dan over 
goedkoope ballen in de Wijde Appelaarsteeg, en eens, omdat gij aan 
uw linker dito een albasten knikker (gezegd alikas) hebt laten zien, 
zonder een eenig rood aartje, van welk delict het corpus u is ontnomen,
tegen de pijnlijke onzekerheid of gij het ooit terug zult zien. Vat dit 
alles te zamen, en sla dan uw rekenboek op, dat u sart met de 13de som, 
waarin u, om u of 't ware te tantaliseeren, met de grootste 
koelbloedigheid een mooie voorstelling gedaan wordt van vijf jongens, 
zegge vijf, die te zamen zouden knikkeren, en waarvan de eene bij den 
aanvang van 't spel bezat 20, zegge 20, knikkers, de tweede 30, de 
derde 50, de vierde--neen, het is niet uit te houden! de tranen komen er 
u bij in de oogen; maar daar zit gij, voor nog een geheel uur, en dan 
nog wel te cijferen.--Waarlijk ik houd het er voor, dat de meeste 
rekenboekmakers afstammelingen van koning Herodes zijn! 
Uit al wat ik tot nog toe in het midden heb gebracht, zal zonneklaar 
blijken, dat de school de plaats niet is om het kinderlijk gemoed te doen 
overstroomen van het besef van geluk en genot. Ik geloof niet dat het 
denkbeeld daarvan ooit onder eenig    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.