hun het gebruik van wapenen verboden heeft. Zij kennen alleen de 
uitwerking ervan, door droeve ervaring van de zijde der blanken 
opgedaan. Om de peruaansche schapen te vangen, die nauw aan de 
lama's verwant, maar zeer schuw en wild zijn, en zoo rap als gazellen, 
graaft de Indiaan midden in de vlakte een kuil van omtrent 10 cM. 
diepte, en gaat daarin op den rug liggen. Dagen achtereen beweegt hij, 
in die houding, geregeld nu eens de armen, dan de beenen, als een 
groote ledepop. De schapen, die verbazend nieuwsgierig zijn, komen, 
als de vertooning lang genoeg heeft geduurd, eindelijk eens van 
naderbij kijken. Maar helaas! Als de Indiaan zijn kans schoon ziet,--en 
hij weet die uitstekend waar te nemen,--grijpt hij het beest bij de pooten, 
maakt het af, eet het vleesch op, en verkoopt de huid. Deze Indianen 
ontvluchten, evenals de peruaansche schapen zelf, de beschaving, die 
zelfs tot deze ontoegankelijke hoogvlakten is doorgedrongen. Zij 
zoeken een schuilplaats in de warme dalen van het oostelijk 
Beni-gebergte, waar maagdelijke wouden zijn, of in de uitgestrekte 
vlakten van den grooten Chaco. 
Dat is hun domein, daar voelen zij zich thuis. Al zijn deze streken 
ongezond, onherbergzaam, woest en een verblijfplaats van wilde dieren, 
de Chuncho kan er leven in den natuurstaat. Wee den 
ontdekkingsreiziger, of den man, die hier caoutchouc komt zoeken, als 
de Indiaan hem hier ontmoet, in het bewustzijn, dat hij de sterkste is. 
Dan gaat de vreesachtige Chuncho aanvallenderwijze te werk, en wordt 
dikwijls, door honger gedreven, menscheneter. Zoo kwam de 
ongelukkige onderzoeker Crevaux met eenige zijner metgezellen om 
het leven. 
Maar (het dient hier tot geruststelling van ondernemende reizigers 
gezegd) deze Chuncho's komt men op den openbaren weg in Bolivia 
niet tegen. Wat de taal betreft, het heet, dat in Bolivia Spaansch wordt
gesproken. Het is waar, dat dit de officieele taal is, zooals in Bretagne 
de Fransche taal daarvoor doorgaat. Maar feitelijk is Bolivia een 
modern Babel in dit opzicht. De Cholos, die het Spaansch radbraken, 
en de Indianen, die het niet kennen, spreken verschillende dialecten, die 
men in twee groepen kan onderscheiden, het quichua en het aïmara. Dit 
zijn de twee oorspronkelijke talen van het groote Inca-rijk, dat een 
aanvang nam bij de woestijn van Atacama, Bolivia en Peru besloeg, 
den equator overschreed, en zich uitstrekte tot het tegenwoordige 
Columbia. 
De boliviaansche kinderen leeren allen in hun jeugd quichua of aïmara, 
door den omgang met de bedienden en de kinderen uit de volksklasse. 
Zij spreken het evengoed als Spaansch. De Cholos en de Indianen in de 
steden spreken een koeterwaalsch, dat min of meer verwantschap met 
de taal van Cervantes verraadt. 
Uit de ligging der streken, waar respectievelijk quichua en aïmara 
wordt gesproken, hebben ethnologen afgeleid, dat het ras, 't welk 
aïmara sprak, oorspronkelijk aan de Quichua-Incas onderworpen was. 
De quichua-taal is zulk een aaneenschakeling van keelklanken, dat men 
liefst wat op een afstand blijft van den persoon, met wien men spreekt. 
Ik ben het dan ook in dit opzicht niet eens met den heer Bellesort, die in 
"Jong Amerika, Chili en Bolivia" het een schoone en poëtische taal 
noemt. Philologen bezitten misschien een bijzondere gave van 
waardeering op dit punt. Op den oningewijde maakt deze spraak 
veeleer den indruk van een aanhoudend gorgelen en mondspoelen. 
De boliviaansche regeering is even ambulant als de Indianen waarover 
zij den scepter zwaait. Het gouvernement heeft geen vasten zetel. 
Van de acht departementen, waarin Bolivia verdeeld is, nl.: Chuquisaca, 
waarvan Sucre de hoofdstad is, La Paz, Oruro, Cochabamba, Potosi, 
Santa Cruz, Tarya en Beni, doen de vier eerste niet anders, dan 
elkander den voorrang betwisten. Al naar de luim van den President der 
Republiek het medebrengt, trekt het geheele bestuur nu eens naar Sucre, 
dan naar Paz, dan naar Oruro, en het corps diplomatique volgt dat 
voorbeeld. In 1865 had een grappig voorval plaats onder den beruchten 
president Melgarejo, die als een tyran over Bolivia heerschte.
Toen hij op het toppunt van zijn macht was, kreeg hij het eens weer in 
den zin, den zetel der regeering van La Paz naar Sucre te verplaatsen, 
en hij noodigde de verschillende gezanten en consuls uit, hem te 
vergezellen. Doch de consul van hare Majesteit Koningin Victoria van 
Engeland nam hiermede geen genoegen. Hij gaf te kennen, dat La Paz 
hem door zijn regeering als verblijfplaats was aangewezen, en dat hij 
niet reislustig was gezind. 
Melgarejo hield niet van tegenspraak. Hij liet den engelschen diplomaat 
eenvoudig door vier soldaten achterste voren op een ezel zetten, met 
den staart van het grauwtje in de hand, en zoo door de straten van La 
Paz rondrijden tusschen een dubbele rij dreigende bayonetten. 
Engeland scheen het wat gewaagd te vinden, de beleediging, een zijner 
vertegenwoordigers aangedaan, te gaan wreken in een land, dat op 
4000 meter hoogte was gelegen, aan 't eind van de wereld. Het 
vergenoegde    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
