In een expresselijk daarvoor bestemden pot koken ze de 
rijst voor het feest, en na de schimmen der gestorvenen te hebben 
aangeroepen, geven ze de rijst aan de raven. Evenals het vorige feest 
moet ook dit aan aalmoezen worden gewijd. 
Dan is er het Onomfeest, verjaardag van de geboorte van Maa-Velly, 
den eersten vorst, die door den Schepper was afgezonden, om de 
wereld te regeeren. Het valt in de maand Tsjingon, (13 tot 16 Augustus). 
Het wordt vooruit wiskundig vastgesteld. Tien dagen lang zet men in 
de meeste huizen op den drempel bloemen neer en linten van 
verschillende kleuren schikt men er. Dan baadt men zich ter reiniging, 
gaat bidden in de pagode, trekt nieuwe kleederen aan, en zij, die het 
kunnen doen, deelen aalmoezen uit. 
Hier moet worden opgemerkt, dat aalmoezen geven en ze ontvangen 
een voorrecht is van de kaste der Brahmanen. Bedelen heeft dus voor 
hen volstrekt niets vernederends, en dat is gemakkelijk waar te nemen, 
zoowel aan de vrijmoedige manier, waarop ze vragen, als aan de 
onverschilligheid, die ze aan den dag leggen, nadat ze iets hebben 
ontvangen en zelfs nadat ze niets hebben gekregen. Het zijn trouwens 
niet enkel arme Brahmanen, die giften in ontvangst nemen; de vijf 
goede gaven, dat zijn koeien, kleeren, grond, graan en goud, worden
met evenveel genoegen aangenomen door de rijken; ze vragen er wel 
om, als het noodig is. Dansers verschijnen op het Onomfeest, door van 
hut tot hut te gaan dansen ter herinnering aan het bevel, gegeven door 
Maa-Velly, zich aan die kunst te wijden. Dit deel van de plechtigheden 
wordt zelfs aanbevolen in de Sastrom. 
Het Naravatryfeest valt in de maand Kanny, de zesde van het jaar, van 
den 15 tot den 17den September. Het duurt negen dagen en wordt 
vastgesteld als het vorige door berekeningen van hindoesche wiskunde. 
Het is het feest van de maagd Sarasswady, godin der wetenschap en 
ook van de welsprekendheid, de muziek en de kunst, de vrouw van 
Brahma. Van den eersten dag af worden alle boeken van de Sastrom in 
de huizen op een afzonderlijke plaats neergezet, waar ook alle soorten 
van wapenen worden bijeengebracht en alle werktuigen van 
landbouwer en handwerksman. Zoo gebeurt eveneens in de pagoden, en 
niemand mag die plek naderen, buiten dengene, die er de wacht moeten 
houden. Aan den persoon, die het grondigst onderlegd is in de kennis 
van de godsdienstige gebruiken, wordt die zorg toevertrouwd. Men 
moet gedurende die negen dagen zich voorbeeldig gedragen, zich wijs 
en godsdienstig toonen, omzichtig in zijn woorden en eerlijk in zijn 
zaken zijn, wat wel eenigszins doet vermoeden, dat het 
tegenovergestelde dikwijls voorkomt in gewone tijden. Er zijn ook 
personen die in de feestdagen vasten. De radja's of vorsten laten het 
aanbreken van de negen dagen begroeten met geweerschoten. Alle 
kasten, waar men aan muziek doet, grijpen naar hun instrumenten. 
Eindelijk worden weer aalmoezen aanbevolen..... vooral door de 
Brahmanen, die ze ontvangen. 
Het vijfde feest is dat van Pattamoedeon in de maand Toelaon, de 
zevende van het jaar (15 tot 17 October). Het duurt twee dagen, de 
tiende en elfde dag van de maand zijn ervoor bestemd. Het is ingesteld 
ter eere van prins Arjoenein, die, om de gave te erlangen van 
onkwetsbaarheid in het gevecht, zich had onderworpen aan een 
langdurige overpeinzing in het bosch. De Schepper nam, om hem op de 
proef te stellen, de gedaante aan van een jager, die de bosschen afzocht 
en juist een wild zwijn met zijn pijlen had neergelegd. Deze man kwam 
zich onder de bescherming van Arjoenein stellen, die, nadat hij zich
van het dier had meester gemaakt, weigerde, het terug te geven. Er brak 
een twist uit, die eindigde met een eigenaardig gevecht van twee dagen, 
waarna de Schepper, getroffen door de zielskracht en de 
rechtvaardigheid van den boetvaardige, hem het voorrecht verleende, 
onkwetsbaar te wezen. Oudtijds vermaakte men zich met de jacht; maar 
tegenwoordig, nu het bezit van wapenen aan de autoriteiten moet 
worden opgegeven, wordt er weinig meer gejaagd. 
Het zesde en laatste feest is het Oetsjal. Het valt op den 30sten van de 
maand Magueron, (11 tot 13 Januari) en duurt ook twee dagen, den 
eersten dag der genoemde maand en den eersten van de volgende, 
Koembon. De beide dagen worden door de Malabaren Tsangrandi 
genoemd, dat wil zeggen het eind der maand en het begin der volgende. 
Ze beweren, dat dan de zon haar loop naar het Noorden hervat, en naar 
de Sastrom zullen diegenen, die in deze periode sterven, gered worden. 
Het feest wordt gevierd met een bezoek aan de pagoden, met een 
reinigingsbad, met het geven van aalmoezen, als bij alle andere feesten. 
Werklieden en geletterden moeten bij zich tehuis hun 
gebruiksvoorwerpen welriekend maken, de eersten hun gereedschap en 
hun werktuigen, de laatsten hun boeken, en niemand mag zich aan 
eenigen arbeid overgeven. Ook de landbouwers    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.