Thuringen | Page 2

Not Available
en warm klopte steeds zijn hart voor wetenschap en kunst, voor po?zie bovenal. Is niet zijn land bij uitnemendheid het vaderland der duitsche sage, die hier hare liefelijkste, heerlijkste bloemen heeft ontplooid, en nog met haar tooverglans iederen berg en ieder dal, iedere rots en iedere beek, omstraalt? Was niet de Wartburg het vereenigingspunt der uitnemendste minnezangers, en werden ze niet daar voor het eerst gezongen, de oude schoone zangen der duitsch-middeleeuwsche po?zie? Was niet gansch Thuringen als bezaaid met kloosters, waaronder velen van wijdberoemden naam, die eerwaardige kweekplaatsen van wetenschap en geleerdheid eeuwen lang? Was de machtige baanbreker van den nieuweren tijd, Maarten Luther, geen zoon van Thuringen, dat ook onder de eerste duitsche landen behoorde, die zich bij zijne banier voegden? Waren niet eindelijk, in later eeuw, de thuringsche residentiesteden, Weimar in de eerste plaats, de brandpunten en kweekplaatsen der duitsche litteratuur, die juist hier hare grootste hero?n te zamen bracht, hier hare schitterendste triomfen vierde? Behoort niet Thuringens universiteit te Jena tot de beroemdste van Duitschland? Voorwaar, waar zulke herinneringen u bij iederen voetstap schier ontmoeten, daar behoeft ge niet te vragen of het volk ook hart heeft voor de hoogere belangen des geestes, voor de ideale zijde des levens. En om de uitnemendheid dezer gave wil, vergeeft ge den Thuringers wel gaarne hunne zorgeloosheid en lichtzinnigheid, waarvan zij niet zelden blijk geven; ja zelfs, hunne liefhebberij voor politiek.
En maakt het volk op den vreemdeling een gunstigen indruk, niet minder boeit en bekoort hem het land. De kroon van Thuringen is wel ongetwijfeld het Thuringer-Wald, "de parel der duitsche bergen", het doelwit der duizende bedevaartgangers, die telken jare, van dat de eerste zwoele lentelucht de teeder-groene blaadjes ontzwachtelt, tot het woud zich met den bonten herfsttooi kleedt, naar dit heerlijke gebergte trekken. Zal ik het u schilderen? Ge scheldt me de zwakke poging kwijt, om deze rijke natuur te teekenen, overtuigd dat noch gij, noch ik bevredigd zoudt zijn door de onvoldoende uitkomst. Toch voegt een enkele trek, om u althans eenigermate het karakter dezer bergstreek aan te duiden. Moest ik een uitdrukking kiezen, om den indruk te teekenen, dien het Thuringer-Wald-landschap op den aanschouwer maakt, ik zou dien niet beter weten aan te duiden, dan door de beide woorden liefelijkheid en bevalligheid. Dit bergland verwondert, verrast, overweldigt u niet zoozeer door ontzagwekkende majesteit, door de stoutheid zijner vormen, door het kolossale zijner afmetingen; ge mist hier de geweldige gletschers, de ten hemel steigende, met ijs en sneeuw omschorste klippen en naalden, de blauwe meren van Zwitserlands Alpen:--de natuur is hier rustiger, kalmer, meer binnen uw bereik, en toch zoo betooverend schoon, zoo frisch en krachtig, zoo rijk aan afwisseling, dat hart en geest beiden hier op het innigst worden aangedaan, geboeid en opgeheven. Waar vindt ge in Europa statiger en indrukwekkender wouden dan juist hier: wouden van dennen, pijnen en beuken, die ge niet meer vergeet, wanneer het u eenmaal was vergund onder hunne geheimnisvolle, wonderschoone schaduwen te wandelen? Wat is er liefelijker dan een dier smalle, stille dalen, Gr��nde, zooals men ze hier noemt, met hun zoom van boschrijke bergen; met hun schilderachtige afwisseling van woud en weide, met hun zilveren beekjes, dartelend en kabbelend voorthuppelend over het bed van kleine, ronde steentjes, en het stille dal vervullende met muziek? Is het geen weelde hier te toeven, in den lommer van een eeuwenheugenden beuk, terwijl van verre en nabij het lied der vogelen weerklinkt--Thuringen schijnt wel het vaderland der zangvogels; waar het melodisch klepperen van den molen zich paart aan het ruischen des waters, en van ginds, van den bergwand, u de liefelijke muziek tegenklinkt der harmonisch gestemde klokjes, die de weidende kudden om den hals dragen. Uren en uren zoudt ge hier willen toeven, luisterende naar de zoo veelzijdig afwisselende stemmen der natuur; het wondere tooverspel bespiedende van licht en bruin in die donkere, ernstige wouden, op die met bloemen bezaaide weidevelden, in de schalke beek, nu eens half wegduikende onder de zware overhangende takken, dan stralend en schitterend, als een vloeiend diamantensnoer, in het heldere zonnelicht; het kronkelend grijze rookwolkje naturend, dat ginds boven het donkere dennenwoud opstijgt, de hut van den houthakker of kolenbrander verradende; de vluchtige wolkschaduwen volgende, als zij heenglijden over de berghellingen en rotsen, over de bosschen en de weiden; en nu en dan in uwe mijmering gestoord door de verschijning van een schichtig hert, dat, u bemerkende, een oogenblik nieuwsgierig blijft staan, om dan met een vluggen sprong in het woud te verdwijnen.--Doch onwillekeurig zou ik mij laten verlokken, toch te beproeven, wat ik mij had voorgenomen niet te onderstaan. Laten de enkele, vluchtige trekken voldoende zijn: de uitwerking tot volledige teekening, tot kleurrijke bezielde schilderij, blijve bekwamer handen, blijve liefst u zelf, na eigen aanschouwing, overgelaten.
Thuringen is ook hierin een beeld in het klein van Duitschland, dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 22
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.