Noodlot | Page 2

Louis Couperus

bij dien aristocratisch tengeren bouw, dat fijne, bleeke, magere gelaat,
gedistingeerd, trots het ongeknipte, blonde haar en den ongeschoren
stoppelbaard; het was als de maskerade van geboorte en opvoeding in
de lompen der ellende, die zij onhandig, als een slecht zittend
tooneelpak, droegen. En de acteur zelf bleef roerloos zitten, starende in
het vuur, verlegen in de streeling der weelde, welke hem hier omringde
in deze kamer: onwederlegbaar het verblijf van een vermogend
jongmensch, die geen neiging tot huislijke gezelligheid had: rijke
gordijnen en tapijten, rijke meubels en ornamenten, zonder comfort
geschikt, recht tegen de wanden aan en, stijf netjes, zonder leven,
glimpend opgepoetst. Maar Bertie kreeg dien indruk niet, want een
welbehagen van warmte en veiligheid kwam over hem, een gevoel van
rust en onbezorgdheid, kalm als een meer en zoet als een oase: een
lachend landschap na de koude en de sneeuw van zoo even. En toen hij
zag hoe Frank hem aanstaarde, zeker verwonderd over zijn roerloos
zitten turen in het groote vuur, waar de vlammen thans dansend
oplekten als gele drakentongen, glimlachte hij eindelijk en sprak hij
nederig, dankbaar, met die stem als van een bedelaar:
--Dank u wel, u.... u is zoo goed....
Het was niet veel wat Annie daarna op tafel zette: de restantjes uit de
provisiekast van een steeds uithuizig jongmensch, wat kouden
beef-steak en slâ, wat beschuit en jam, maar het zweemde toch naar een
souper en Bertie deed het groote eer aan, systematisch langzaam en
bijna onverschillig etend en drinkend, wasemend warmen grog, zonder
den honger, die in zijn lichaam eene nijpende leêgte groef, te laten
blijken. Frank poogde hem eindelijk uit te hooren, dwong hem te
spreken en te verhalen wat hem in zulke ellende gebracht had en hij
deed zijn verhaal bij brokken en stukken, steeds nederig, terwijl ieder
woord klonk als eene bedelarij. Onaangenaamheden met zijn vader
over zijn moederlijk erfdeel, een bagatel van een paar duizend gulden,
weldra versmolten; zijn zwalken in Amerika, waar hij beurtelings

boerenknecht, kellner in een hotel en figurant aan een theâter was
geweest; zijne terugreis naar Europa op een steamer, waar hij zijn
overtocht met diensten van allerlei aard had betaald en nu: zijn eersten
dag in Londen, zonder een cent. Hij had zich uit brieven,
dagteekenende van een paar jaar geleden, het adres van Westhove in
Londen herinnerd en aanstonds White-Rose opgezocht, vreezende, dat
Frank in dien tijd wel vier-, vijfmaal verhuisd kon zijn, zonder een
spoor te hebben achtergelaten ... O, zijn angst, dien nacht, wachtende in
den wind, terwijl het donkerder en donkerder werd; de duisternis alleen
verlicht door de spookachtige blankheid der doodstille sneeuw! En nu,
die warmte, een dak, een souper! En nogmaals bedankte hij, zich klein
makend, ineenschrompelend in zijn versleten kleêren:
--Dank u, dank u....
Annie, mopperend over die drukte in den nacht voor zoo een vagebond,
dien meneer van de straat opraapte, had de logeerkamer gereed
gemaakt. En Frank leidde hem naar boven, getroffen door zijn
vermoeid uiterlijk, grijs van bleekte. Hij klopte hem op den schouder,
beloofde hem te zullen helpen, maar nu moest hij naar bed gaan:
morgen zouden zij wel verder zien.
Toen Bertie alleen was, keek hij aandachtig om zich rond. De kamer
was zeer comfortabel, het bed breed, zacht en warm. Hij voelde zich
vies en goor in die omgeving, vol gemakken en onbezorgdheid en in
een aangeboren drang tot keurigheid en reinheid begon hij zich, hoewel
hij rilde van de koude, eerst, lang en zorgvuldig, te wasschen, te
reinigen, te poetsen, te wrijven, tot zijn lichaam rozig gloeide, geheel
geparfumeerd met een aroom van zeepschuim. Hij zag in den spiegel
en betreurde het, dat hij geen scheermes had: anders had hij zich
geschoren. Eindelijk, gehuld in het nachtgoed, dat daar gereed lag,
kroop hij in bed, tusschen de wol. Hij sliep niet dadelijk in, genietende
van zijn bien-être, van zijn eigen reinheid, de blankheid der lakens, de
frissche warmte der dekens, van het nachtlichtje, dat bescheiden
schemerde door zijn groen gordijn. In zijne oogen begon een glimlach
te tintelen, om zijn mond ook. En hij sliep in, zonder te denken aan
morgen, rustig in de zorgeloosheid van het heden en de warmte van zijn

bed, bijna leêg van hoofd, alleen met dit enkele, kleine gedachtetje: dat
Frank toch een goede jongen was!
II.
Het vroor den volgenden morgen; de sneeuw glinsterde kristalachtig
hard. Zij hadden ontbeten en Bertie vertelde van zijne ongelukken in
Amerika. Hij had zich door Franks barbier laten knippen en scheren en
hij droeg kleêren van Frank, die hem wijd als zakken waren; een paar
pantoffels, waarin zijne voeten dansten. Hij begon zich reeds minder
vreemd te voelen en koesterde zich als eene kat, die een goed plekje
gevonden heeft. Hij lag gemakkelijk in zijn stoel, rookte behagelijk,
noemde Frank, op diens verzoek, jij en jou, en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 61
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.