Naar het middelpunt der Aarde

Jules Gabriel Verne
Naar het middelpunt der Aarde

The Project Gutenberg EBook of Naar het middelpunt der Aarde
by Jules Gabriel Verne (1828-1905) This eBook is for the use of
anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever.
You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project
Gutenberg License included with this eBook or online at
www.gutenberg.net
Title: Naar het middelpunt der Aarde
Author: Jules Gabriel Verne (1828-1905)
Release Date: December 1, 2003 [EBook #10349]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO Latin-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK NAAR HET
MIDDELPUNT DER AARDE ***

Jeroen Hellingman and the PG Online Distributed Proofreaders Team.
Jeroen Hellingman en het PG gedistribueerd proeflees team.

WONDERREIZEN.

JULES VERNE.
NAAR HET MIDDELPUNT DER AARDE.

HOOFDSTUK I
Prof. Otto Lidenbrock.--Eigenaardigheden van oom.--De studeerkamer.
Op Zondag, den 25sten Mei 1863, keerde mijn oom, professor
Lidenbrock, haastig terug naar zijn huisje No 19 van de Koningstraat,
eene der oudste straten van de oude wijk te Hamburg.
De goede Martha zou bijna gedacht hebben veel te laat te zijn, want het
middageten was nauwelijks aan de kook op het fornuis in de keuken.
"Goed," zeide ik bij mij zelven, "als hij honger heeft, zal mijn oom, die
de ongeduldigste mensch is, luide jammerkreten aanheffen."
"Is mijnheer Lidenbrock daar reeds!" riep de goede Martha vol
ontsteltenis, terwijl zij de deur der eetzaal op een kier zette.
"Ja, Martha! maar het eten behoeft nog niet klaar te zijn, want het is
nog geen twee uur. De klok der St. Michaelskerk heeft pas half twee
geslagen."
"Waarom komt mijnheer Lidenbrock dan t'huis?"
"Dat zal hij ons wellicht zeggen."
"Daar is hij! Ik maak mij uit de voeten. Mijnheer Axel! gij moet het
hem maar onder het oog brengen." En de goede Martha vluchtte naar
de keuken.
Ik bleef alleen. Maar mijn min of meer besluiteloos karakter gedoogde
niet, dat ik den opvliegendste van alle professoren iets onder het oog
zou brengen. Ik maakte mij dus gereed om voorzichtig naar mijn
bovenkamertje te wijken, toen de huisdeur op hare hengsels knarste,

zware voetstappen de houten trap deden kraken, en de heer des huizes,
de eetzaal doorgaande, terstond zijn studeervertrek binnenstormde.
Maar in dien snellen loop had hij zijn stok met een knop in den vorm
van een notenkraker in een hoek, zijn grooten hoed, tegen de vleug in
opgeborsteld, op de tafel gesmeten, en riep hij zijn neef met een
bulderende stem toe: "Axel, volg mij!"
Ik had nog geen tijd gehad om mij te bewegen, toen de professor mij
reeds op den toon van het levendigste ongeduld toeschreeuwde: "Hoe is
het, zijt gij er nog niet?"
Ik stoof het vertrek van mijn geduchten oom binnen.
Otto Lidenbrock was, ik erken het gaarne, geen kwaad mensch; maar,
als er geene ondenkbare veranderingen plaats hebben, zal hij als een
echte zonderling sterven.
Hij was professor aan het Johannaeum en hield een cursus over de
delfstofkunde, waarbij hij zich geregeld een paar keeren boos maakte.
Niet dat hij er zich over bekommerde of zijne leerlingen zijne lessen
vlijtig bijwoonden, of zij hem oplettend volgden en of zij er later eenig
voordeel van zouden hebben; die beuzelingen verontrustten hem niet.
Hij onderwees "subjectief," zooals de duitsche wijsgeeren het noemen,
voor zich zelven en niet voor anderen. Hij was een baatzuchtig geleerde,
een put van geleerdheid, welker katrol knarste, als men er iets uit wilde
halen. Met een woord, een vrek.
Er zijn in Duitschland eenige professoren van dat slag.
Ongelukkig was mijn oom niet zeer vlug bespraakt, wel niet in den
huiselijken kring, maar toch als hij voor het publiek sprak, en dat is een
lastig gebrek voor een redenaar. Zoo bleef de professor bij zijne
voordrachten in het Johannaeum dikwijls steken; hij worstelde tegen
een weerbarstig woord, dat niet van zijne lippen wilde vloeien, een van
die woorden die tegenstand bieden, opzwellen en zich eindelijk uiten
onder den niet zeer wetenschappelijken vorm van een vloek. Van daar
zijn hevige toorn.

Er komen in de delfstofkunde vele half grieksche, half latijnsche namen
voor, die moeielijk uit te spreken zijn; van die ruwe benamingen, die de
lippen van een dichter pijn zouden doen. Het zij verre van mij eenig
kwaad van die wetenschap te willen zeggen. Maar ten opzichte van
kristalen met zes ruitvormige vlakken van retin-asphalt-harsen, van
gheleniten, van fangasiten, van loodhoudende-molybdaenumzuur
zouten, van manganesium (tungsteenzuur) zouten en van zirconium
titanium, kan zelfs de vlugste tong zich wel eens verspreken.
In de stad was dit vergeeflijke gebrek van mijn oom zeer goed bekend.
Men maakte er misbruik van, men wachtte er op bij gevaarlijke zinnen,
hij werd woedend en men lachte, hetgeen niet beleefd is, zelfs voor
Duitschers. Derhalve was er wel altijd een groote toevloed van
hoorders bij de voorlezingen van Lidenbrock, maar velen woonden ze
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 93
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.