In het Schemeruur | Page 2

Pieter Louwerse
antwoordde George. "Nu heb ik twaalf ambachten en dertien ongelukken. Dat wordt nooit wat goeds! Ik wil ����n ambacht leeren!"
"Nu, nu, het was zoo erg niet gemeend, manneke! Weet je wat ik ben?"
"Matroos?"
"Neen!"
"Stuurman of hofmeester dan?"
"Ook al niet! Ik ben scheepstimmerman aan boord van een oorlogsschip."
"En is dat een goed ambacht?"
"Dat zou ik wel gelooven. Z. M. de Keizer zorgt goed voor zijn manschappen. Er is maar ����n Napoleon!"
"Dat zeg je! Maar zou ik dat scheepstimmeren ook kunnen leeren?"
"Waarom niet? Zou jij het bij mij aan boord willen leeren? Ik was er juist op uit een jongen te zoeken!"
George's oogen glinsterden en den zeeman bij den arm vattend, zei hij: "Ga mee naar vader en moeder en doe een goed woordje voor me!"
De man voldeed hieraan gaarne en.... veertien dagen later was George aan boord van La France, een prachtig linieschip.
In den scheepstimmerman, meester Barend, zooals hij door de Hollandsche matrozen genoemd werd, vond George een goed leermeester en een warm vriend. Jarenlang, ook nog na den val van Napoleon, voeren ze samen, doch na 1825 niet meer ten oorlog, maar ter koopvaardij.
Eindelijk was meester Barend zoo gelukkig een erfenis te krijgen en daar zijn dienstjaren juist verloopen waren, ging hij uit den zeedienst en vestigde zich als scheepstimmerman in de stad, waar hij zijn vriend en makker George bij zich nam. George had de eerste drie jaren aan boord van La France niet alleen zijn vak geleerd, maar daar de betrekking van schrijver door een gewezen schoolmeester vervuld werd, en deze in zijn ledigen tijd gaarne nog wat deed, had George van hem geleerd wat hij, door het ongeluk van zijn vader, in Antwerpen niet had kunnen leeren. George schreef een goede hand en wist van het Fransch en Engelsch zooveel, dat hij deze beide talen, zonder grove fouten te maken, lezen, spreken en schrijven kon. Deze kennis kwam hem nu uitmuntend te pas. Hij hield boek en meester Barend zorgde, dat het volk op de werf zijn plicht deed. Het gevolg hiervan was, dat de scheepmakerij in bloei toenam en toen meester Barend op 62-jarigen leeftijd aan een slepende ziekte overleed, was George van Laeken eigenaar van de geheele zaak. Meester Barend, die op de geheele wereld geen familie meer had, had kort voor zijn dood alles aan George vermaakt.
Hadden George's ouders nu nog geleefd, dan had hij voor hen kunnen zorgen, maar ze waren in 1812 kort na elkaar gestorven, en zijn zusters waren de wijde wereld ingegaan, zonder eenig spoor van zich achter te laten.
Oude buren verzekerden, dat ze met de vrouw van den gewezen maire (burgemeester) van Antwerpen waren medegegaan naar Frankrijk.
Twintig jaar lang bleef George scheepstimmermansbaas, maar toen besloot hij stilletjes te gaan leven. Hij zocht daarom een vriendelijk gelegen plaatsje en vond dat in Schootwerve. Hij kocht daar een groot stuk duingrond, liet er een huisje bouwen en legde er, met heel veel moeite en voor heel veel geld, een mooi tuintje aan. Achter zijn huis had hij berken en dwergeiken laten planten en die tierden daar uitmuntend.
Toen hij ongeveer een jaar of tien te Schootwerve met een huishoudster geleefd had, kwam op zekeren dag de burgemeester bij hem om te vragen, of hij ook nog familie in Antwerpen had.
Nu, wat zou mijnheer Van Laeken zeggen? Hij wist niet beter dan van neen.
"Ik heb anders vanmiddag een brief gekregen uit Antwerpen waarin me gevraagd werd, of bij mij op het dorp niet een zekere George van Laeken woonde. Daar waren twee kleine meisjes te Antwerpen gekomen met een brief waarin stond, dat haar grootmoeder een zuster was geweest van George van Laeken, die als scheepmakersleerling in Franschen dienst gegaan was. Die grootmoeder had daar in Frankrijk haar man, haar dochter en haar schoonzoon zien sterven en toen zij voelde dat ze ook niet lang meer leven zou, had ze aan de twee kinderen van haar dochter een brief gegeven om dien aan den burgemeester van Antwerpen te brengen, als ze gestorven zou zijn. Kort daarop stierf ze; haar geringe bezitting werd verkocht en in gezelschap van den pastoor van het dorp waren ze naar Antwerpen gegaan!"
"Nu," zei mijnheer Van Laeken, "dat kan best waar zijn. Ik zal naar Antwerpen gaan en de zaak onderzoeken!"
Drie weken later kwam de oude heer te Schootwerve terug met twee meisjes bij zich. Ze waren tweelingen en heetten Helena en Anna.
Voor die nichtjes was hij alles, en waar hij haar pleizier kon doen, daar deed hij het, en zij toonden dat ze die liefde ten volle verdienden.
Die meisjes kregen weldra vriendinnetjes en menigmaal was er kinderfeest in huis, op welk feest ook de broertjes van de vriendinnetjes mochten komen.
Eindelijk maakte de oude heer met al de jongelui de volgende afspraak. "Iedere week zal ik aan den hoofdonderwijzer vragen wie er de heele week goed opgepast heeft en zij
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 42
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.