In Zuid-Bretagne | Page 3

Gustave Geffroy
te Quimperl�� geboren, Gurheden, geschiedschrijver van het klooster Sainte-Croix in de 12de eeuw, en Dom Morice, schrijver van de Geschiedenis van Bretagne, uitgegeven in 1750. Ook zijn er geboren generaal Herv�� en de prediker Boursoul, terwijl de zeevaarder Du Con?dic ook dichtbij Quimperl�� het levenslicht aanschouwde.
Ofschoon er nogal toeristen komen en enkele Engelschen zich er gevestigd hebben, blijft de streek toch eenzaam en een heerlijk oord voor wandelaars door het groote bosch van Clohars-Carno?t, een domein van 724 H.A.
Het begint aan het benedeneind der stad en strekt zich uit tot aan het dorp Clohars, en hier en daar liggen brokken verspreid, eikenlanen, hoekjes dennebosch en boomgroepen. De groote wegen worden dikwijls door pleizierrijtuigen bereden; maar de wegjes en voetpaden zijn eenzaam en verlaten, verlicht door 't groene schijnsel, dat door de boomen valt. De plantengroei op den grond en op de hellingen der wegen is dicht en weelderig; hooge varens en distels staan er tusschen rose en paarse heide, en al die lage gewassen herbergen een wereld van de grootste verscheidenheid en ongehoorden vormenrijkdom, een wereld van insecten en vliegen en vlugge mieren, die lasten torsen grooter dan zij zelve. Vlinders van allerlei gedaante en kleur, morgenvlinders en avondvlinders, kleine bleekblauwe kapelletjes, die als fladderende viooltjes zijn, legers gestreepte en gebronsde kevers van kopergroen en gevlamde tinten, sommige met helmen en zwarte kurassen en horens als van een hert, dat alles leeft hier als in een klein bosch onder het groote. Men krijgt het alles te zien, als men zich maar onbewegelijk houden kan en op dezelfde plek oplettend alles wil gadeslaan, zonder de eindelooze tochten te storen van al die kruipers en vliegers en van de velen, die elk doorgangetje tusschen de grassprietjes kennen.
Heft men het hoofd op, dan krijgt men een indruk van den tempel van ongekorven hout; de boomstammen gaan rechter en losser en fierder de hoogte in dan de zuilen van gothische kathedralen. Zij hebben vorm en kleur en hardheid als van steen; de tijd heeft hun hout verhard als tot graniet. Er is een plekje, waar het aantal woudreuzen bijzonder groot is. Men ziet het van den grooten weg, die het bosch recht doorsnijdt in de richting van Clohars. Het bosch loopt hier over heuvels en door dalen en op een der hoogten ziet men een groep pijnboomen van edelen vorm en onvergelijkelijke gratie. Daar ze hun naaldenkroon enkel op den top dragen en geen lage takken hebben, beheerschen zij als reuzen het woud. In de ondergaande zon en het rose schijnsel doen hun rechte stammen denken aan masten van schepen; hun graniet wordt tot porfier, en de wind ontlokt klanken als van een orgel van hun donkere kronen.
Het eenige geluid, dat aanhoudt bij dit windgesuis, dat toeneemt en vermindert, zucht en fluistert en in golven aanbruist, is het gezang der vogels in de heggen en de boomen. Zij houden zelfs niet stil, als men voorbijgaat, of als er een roofvogel over het bosch vliegt, tot hun plotseling het zwijgen wordt opgelegd, als de wreede roover op een open plek in 't bosch zijn prooi uitkiest. Alle andere geluiden zijn kort van duur en toevallig, en om ze te hooren, moet men goed opletten als een jager, en tevens met het geduld en de voorzichtigheid van een hengelaar. 's Nachts vooral kan men lichte of zware schreden hooren van de dieren in het bosch, of plotseling verschrikt worden door vormen, die eensklaps uit het kreupelhout voor den dag komen en in een paar sprongen weer verdwenen zijn. Dan heeft het bosch zijn zwarte en zijn twijfelachtige, doorschijnende plekken; het is vol ongeziene dingen, vol van het geheimzinnige in de natuur, dat altijd den mensch schrik heeft aangejaagd.
Over dag ziet het er vriendelijker uit, vooral hier en daar aan den rand of op enkele hoogten, waar de hutten van kolenbranders en klompenmakers zijn gelegen. Daar vindt ge ze, de ware heeren van het woud, evengoed er meesters als de wachters, die bij bochten in den weg u voorbijgaan met het geweer op schouder en in den correcten pas van den soldaat. Die bijeenstaande hutten, die er ge?nstalleerd zijn als in een Indianenkamp, die rook, die keukens in de open lucht, die werkende mannen, die lachende kinders in het groen, alles spreekt tot den beschaafde van instinctieve vreugde, van een onbezorgd voortleven van den eenen dag op den anderen, van de aanvaarding van een bescheiden bestaan, nederig en vrij en zoo gelukkig mogelijk.
Dit mooie bosch van Carno?t kent levendige feestvreugde, en wel eens per jaar, op Pinkstermaandag. In Toulfou?n bij den ingang van het bosch wordt vogelmarkt gehouden, een waar feest voor den heelen omtrek. In de buurt zijn de ru?nen van het kasteel Carno?t, waar Con-Mor huisde, een der Blauwbaarden van Bretagne.
Maar de stad is het uitgangspunt van nog andere uitstapjes.
Quimperl��, dat de stilte van den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 20
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.