In Zuid-Bretagne

Gustave Geffroy
In Zuid-Bretagne

The Project Gutenberg EBook of In Zuid-Bretagne, by Gustave
Geffroy This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and
with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away
or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: In Zuid-Bretagne
Author: Gustave Geffroy
Release Date: October 10, 2004 [EBook #13699]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK IN
ZUID-BRETAGNE ***

Produced by Jeroen Hellingman and the Distributed Proofreaders Team

In Zuid-Bretagne
Naar het Fransch van Gustave Geffroy.
Het stadje Quimperlé kan heel goed als type dienen voor Zuid-Bretagne,
hier in dit hoekje van Finistère, zooals Morlaix en Saint-Pol-de-Léon
Noord-Bretagne typeeren. Men kan te Quimperlé van allerlei
eigenaardigheden der natuur en van ieder aanzicht, dat een landschap
bieden kan, genieten.
Als men aankomt op een avond van helderen maneschijn, vindt men
een vreedzaam, stil stadje, dat er fantastisch uitziet, met ledige straten
en kronkelende steegjes, gevels, die voorover hangen en terugwijkende
benedenhuizen. De klokkentoren van Saint-Michel drukt als een

domper op de huizen der bovenstad. Als het blauwe maanlicht over het
steenen gevaarte strijkt, ziet de toren er met zijn hoeken en bogen en
balustrades uit als een reuzenuil met een vierkante kroon en de witte
vlek van 't uurwerk over zijn eene oog. De uil staat daar reeds op zijn
steenen nest sinds de 15de eeuw, en de klokkestem, die zijn stem is,
blijkt wel een stem te zijn uit het grijs verleden, zoo oud en vreemd en
gesluierd klinkt zij, beverig en grommend en langzaam de tonen
uitgietend over de stad en de rivier.
Dat is het eenige nachtelijke geluid in Quimperlé, die stem van lang
geleden. Alles slaapt den slaap der kleine steden, dien slaap, die
werkelijk slaap is, de dood der menschheid. Geen enkele tred op het
plaveisel van de straten, geen geratel van een rijtuig bij 't begin van den
straatweg, zelfs niet het fluiten van een spoortrein op de hoogte. Alles
zwijgt tegelijk, en als men opmerkzaam toeluistert, hoort men zoo nu
en dan 't geritsel van den wind in het gebladerte der boomen van het
plein, of 't zacht geklots van het water tegen den oever, of den doffen
bons van een boot tegen de steenen kade. Zulke nachten kent het groote
Parijs niet, welks holle bodem, waarin de buizen en leidingen van
allerlei diensten elkander kruisen, het geluid van al wat in beweging is,
meedoogenloos terugzendt.
De fiacres van drie uur in den morgen rijden nog, nachtelijke
feestgangers zijn nog onderweg, of reeds komen uit alle voorsteden de
wagens van de groenten- en fruitverkoopers en gaan met de snelheid,
die hun slaperige paarden bereiken, naar de hallen. Doch dat is nog
maar een rustig, regelmatig, bijna gedempt geluid. Later behoort de
stad aan de slagerskarren en de melkrondbrengers, die vliegensvlug
door de straten daveren; gillend en met hun zweep omhoog, gedragen
de koetsiers zich, of ze aan een wedstrijd met triomfwagens deelnamen.
Zulke genoegens kent Quimperlé niet, en de doortrekkende reiziger, die
uit de groote steden komt, moet het stadje dankbaar zijn, dat hij er de
décors der onbewegelijkheid en de stemmen der stilte mag
bewonderen.
De menschen staan vroeg op; dan begint de vroolijke symphonie der
klompen, en de verandering treedt op in 't aanzien der stad. Die schijnt
met den blauwen rook uit de schoorsteenen mee te gaan vliegen door
de op terrassen liggende tuinen. Als de blinden en de vensters opengaan,
verschijnen vriendelijk lachende gezichten met heldere oogen en

praatlustige monden, de witte mutsjes reeds geplant op blonde en
kastanjebruine haren. De koopvrouwen van visch loopen rond met den
neus in den wind en een breeden roependen mond, die, daar ben ik
zeker van, niemand het laatste woord zouden gunnen en voor haar
zusters in het paviljoen der hallen van Parijs niet onderdoen in
woordenrijkheid.
Als gij buitendien nog Quimperlé op een Zondag bezoekt, en als er in
de buurt de een of andere vergadering is, zal het u gegeven zijn, de
mooiste verzameling goed opgetrokken kousen, korte rokjes en
kleurige boezelaars te zien. Die boezelaars! Men moet ze twee aan twee
of drie aan drie of bij halve en heele dozijnen in de straten der stad
hebben waargenomen en op de wegen in den omtrek, om zich een
denkbeeld te vormen van hun belangrijkheid en hun luister. In de
uitstalkasten van de winkels, beschaduwd door de overhangende luiken,
zijn ze niet zoo schitterend welsprekend; maar als de vrouwen en
meisjes van Quimperlé ze dragen en in haar wandelpasjes er fleurig
mee flaneeren, bewust van eigen schoon aangekleed zijn, worden ze
buitengewoon aardig en klinken hoog als een fanfare bij een marsch in
den zonneschijn van een feestdag. Er zijn blauwe als korenbloemen, als
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 20
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.