Herfsttij der Middeleeuwen

Johan Huizinga
Herfsttij der Middeleeuwen

The Project Gutenberg EBook of Herfsttij der Middeleeuwen, by Johan Huizinga This
eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions
whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project
Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Herfsttij der Middeleeuwen
Author: Johan Huizinga
Release Date: October 8, 2005 [EBook #16829]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HERFSTTIJ DER
MIDDELEEUWEN ***

Produced by Anne Dreze and Marc D'Hooghe

HERFSTTIJ DER MIDDELEEUWEN
STUDIE OVER LEVENS- EN GEDACHTENVORMEN DER VEERTIENDE EN
VIJFTIENDE EEUW IN FRANKRIJK EN DE NEDERLANDEN
door
J. HUIZINGA
1919
* * * * *
VOORBERICHT
Het is meestal de oorsprong van het nieuwe, wat onze geest in het verleden zoekt. Men
wil weten, hoe de nieuwe gedachten en nieuwe levensvormen, die in later tijden in hun
volheid stralen, ontloken zijn; men beziet elken tijd bovenal om de beloften, die hij bergt

voor de volgende. Hoe ijverig heeft men in de middeleeuwsche beschaving naar de
kiemen der moderne cultuur gespeurd; zoo ijverig, dat het soms schijnen moest, alsof de
geestesgeschiedenis der Middeleeuwen nauwelijks iets anders was geweest dan de advent
der Renaissance. Immers, overal zag men in die tijden, die eenmaal als star en doodsch
gegolden hadden, het nieuwe reeds ontspruiten, en alles scheen te wijzen naar
toekomstige volmaking. Doch bij het zoeken naar het nieuwe leven, dat opkwam, vergat
men licht, dat in de geschiedenis als in de natuur het sterven en het geboren worden
eeuwig gelijken tred houden. Oude beschavingsvormen sterven af terzelfdertijd en op
denzelfden bodem, waarin het nieuwe voedsel vindt om op te bloeien.
Hier is beproefd om de veertiende en vijftiende eeuw te zien, niet als de aankondiging der
Renaissance, maar als het einde der Middeleeuwen, de middeleeuwsche beschaving in
haar laatste levensgetij, als een boom met overrijpe vruchten, algeheel ontplooid en
ontwikkeld. Het woekeren van oude, dwingende denkvormen over de levende kern der
gedachte, het verdorren en verstijven van een rijke beschaving,--dat is de hoofdinhoud
van deze bladzijden. De blik is bij het schrijven van dit boek gericht geweest als in de
diepten van een avondhemel,--maar van een hemel vol bloedig rood, zwaar en woest van
dreigend loodgrijs, vol valschen koperen schijn.
Overzie ik het geschrevene, dan rijst de vraag, of niet, wanneer de blik nog langer op dien
avondhemel had gerust, de troebele kleuren zich toch nog zouden hebben opgelost in
louter klaarheid. Het schijnt wel, dat het beeld, nu ik het lijn en kleur gegeven heb, toch
somberder en minder sereen is geworden, dan ik het meende te ontwaren, toen ik den
arbeid begon. Het kan licht gebeuren, dat men, de opmerkzaamheid steeds gericht op
neergaan, uitleven en verwelken, te veel van de schaduw des doods over het werk laat
vallen.
* * * * *
Het uitgangspunt van het werk is geweest de behoefte, om de kunst der Van Eyck's en
hun volgers beter te verstaan, ze te begrijpen in haar samenhang met het gansche leven
van den tijd. De Bourgondische samenleving was de eenheid, die ik in het oog wilde
vatten: het scheen mogelijk, deze te zien als een even afgeronde beschavingskring als het
Italiaansche quattrocento, en de titel van het boek was eerst bestemd te luiden: _De eeuw
van Bourgondië_. Doch naarmate de strekking der beschouwingen algemeener werd,
moest die begrenzing worden opgegeven; slechts in zeer beperkten zin viel er een
eenheid van Bourgondische cultuur te postuleeren; het niet-Bourgondische Frankrijk
eischte minstens evenveel aandacht. Zoo kwam in de plaats van Bourgondië de
tweeledigheid: Frankrijk en de Nederlanden, en dat een zeer ongelijke. Want in een
beschouwing over de afstervende middeleeuwsche cultuur in het algemeen moest het
Nederlandsche element bij het Fransche verre achter blijven; slechts op die gebieden,
waar het eigen beteekenis heeft: dat van het godsdienstig leven en dat der kunst, komt het
uitvoeriger ter sprake. Dat in het tiende hoofdstuk de gestelde aardrijkskundige grenzen
even zijn overschreden, om naast Ruusbroec en Dionysius den Kartuizer ook Eckhart,
Suso en Tauler tot getuigen te kunnen roepen, zal wel geen verdediging behoeven.
Hoe gering lijkt mij het getal der doorgelezen geschriften uit de veertiende en vijftiende

eeuw, vergeleken bij alles, wat ik nog wel had willen lezen. Hoe gaarne had ik naast de
reeks van hoofdtypen der verschillende geestesrichtingen, op welke de voorstelling veelal
is gebaseerd, nog tal van andere gesteld. Doch indien het onder de geschiedschrijvers
meer dan anderen Froissart en Chastellain zijn, die ik aanhaal, onder de dichters Eustache
Deschamps, onder de theologen Jean Gerson en Dionysius de Kartuizer, onder de
schilders Jan van Eyck,--dan ligt dit niet enkel aan beperktheid van mijn materiaal, maar
meer nog aan het feit, dat dezen door den rijkdom en het scherp eigenaardige
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 187
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.