Een spoorwegreis in Korea, by S. 
Kalff 
 
The Project Gutenberg EBook of Een spoorwegreis in Korea, by S. 
Kalff This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with 
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or 
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included 
with this eBook or online at www.gutenberg.org 
Title: Een spoorwegreis in Korea De Aarde en haar Volken, 1908 
Author: S. Kalff 
Release Date: November 3, 2007 [EBook #23298] 
Language: Dutch 
Character set encoding: ISO-8859-1 
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK EEN 
SPOORWEGREIS IN KOREA *** 
 
Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed 
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ 
 
EEN SPOORWEGREIS IN KOREA. 
Door S. Kalff.
Voor een paar jaren eerst werd in Korea de lijn Seoul-Wijuer voltooid; 
in 1905 waren de werkzaamheden zoover gevorderd dat de europeesche 
bewoners van de hoofdstad van het "Land van de Morgenkalmte" er 
aan denken konden om voor eene reis naar het binnenland van deze lijn 
gebruik te maken. 
Een hunner beschrijft het reisje naar Pyeng Yang (de oude hoofdstad 
des lands) en Syen-Chou aldus: 
Het eerste wat ik te doen had was, mij te voorzien van een pas, 
geteekend door den japanschen militairen kommandant (de Japanners 
zijn gelijk bekend de werkelijke meesters des lands; de keizer te Seoul 
is niet veel meer dan een stroo-man), en met dit onmisbaar stuk 
gewapend, toog ik in gezelschap van een drietal vrienden op weg. 
Op het bepaalde uur vertrok de trein van het station Riong San, maar 
reeds na een mijl ongeveer hield de trein plotseling stil. De conducteur 
kwam in onzen waggon, om kennis te geven dat er eene verzakking op 
de baan was ontstaan en dat de trein vóór den volgenden dag niet 
verder zou gaan. Wij vonden het zeer opmerkelijk dat men op het 
station, waarvan wij zooeven vertrokken waren, van den toestand van 
de baan niets geweten zou hebben, en dat men daar den trein kalm had 
laten vertrekken. Doch er viel niet aan te doen, wij moesten blijven 
waar wij waren. Den volgenden morgen werd ons gezegd dat de trein, 
die ons verder zou voeren, klaar stond aan de andere zijde der 
verzakking. Die "andere zijde" was drie mijlen ver; echter gelukte het 
ons, met vereende krachten en met behulp van koelies, om onze bagage 
op een inlandsche kar te krijgen en daarmee, door de rijstvelden heen 
en over een steilen, steenachtigen heuvel, den trein te bereiken. Wij 
moesten ons hier met een goederenwagon behelpen; wij zaten er op een 
smalle bank, te midden van tal van inlandsche passagiers met al hun 
pak en zak. Doch wij waren ten minste weer in een trein, en voort ging 
het. 
Na verloop van drie uren waren wij te Song-do. Om van de hoofdstad 
dien afstand af te leggen, had men vroeger twee dagen noodig--Korea 
heeft aan niets zoozeer behoefte als aan spoorwegen. Voorbij Song-do 
voerde de trein ons door een schilderachtig, diep ingesneden dal, en
verderop door een met rijke vegetatie bedekte bergketen. Door de 
kloven en ravijnen van die bergketen wond zich een stroom in scherpe, 
onregelmatige en talrijke krommingen; men zou haast aan de rivier 
Meander der oudheid gedacht hebben. De bruggen, waarover de trein 
heen snorde, waren slechts van hout, en overal zag men de teekenen dat 
de lijn nog verre van voltooid was. 
De reis naar Pyeng Yang, waarvoor anders ettelijke dagen noodig zijn, 
werd thans in twaalf uren volbracht--indien eens alle toestanden in 
Korea (waaronder sommige, die men voorhistorisch zou kunnen 
noemen) in dezelfde verhouding herschapen werden, in welk een 
geheel ander land zou men er leven! 
Des morgens ten 7 ure vertrok de trein van Pyeng Yang en kwam na 
vierdehalf uur aan de rivier Chung-chung, waar de baan ophield. De 
reizigers moesten met een schuit naar den overkant gebracht worden, 
doch de breede moerassige watervlakte was slechts bij springtij 
bevaarbaar, en daarom was men wel genoodzaakt den nacht aan deze 
zijde van de rivier door te brengen. Het dorp aan dezen terminus 
bestond slechts uit weinige huisjes, voornamelijk japansche, waaronder 
er twee of drie tot herbergen waren ingericht. Zij waren niet beter dan 
de gewone koreaansche herbergen; het onderscheid bestond 
hoofdzakelijk hierin, dat de japansche waard voor een schralen 
inlandschen maaltijd (rijst en visch) vijftig sèn rekende, en voor 
nachtlogies een yen. [1] 
Den volgenden dag kwam ik bij mijne vrienden te Syen-Chou, en 
bracht daar ondanks den regen een vijftal aangename dagen door. Doch 
op den terugweg, aan den oever van de Chung-chung, moest weder op 
den vloed gewacht worden, en toen het eindelijk zoo ver was, bleek het 
dat de schuit om over te varen niet beschikbaar was. Het regende 
onophoudelijk, en wij werden op de onbeschutte landingsplaats doornat. 
Eindelijk kwam de schuit, maar nu vertoonde zich een    
    
		
	
	
	Continue reading on your phone by scaning this QR Code
 
	 	
	
	
	    Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the 
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.
	    
	    
