Door Oost-Perza | Page 4

Percy Molesworth Sykes
gesprek
gevoerd met enkele mannen van ons gevolg, 's Avonds van dien dag,
toen wij de rivier waren overgegaan, kampeerden wij bij een groep van
vijf tenten. Wij kregen niet als gewoonlijk een uitnoodiging om binnen
te komen in de alasjoeks, en het viel niet moeilijk, uit een en ander op
te maken, dat men iets tegen ons in den zin had. Ik barricadeerde dus
mijn tent en bleef wakker, wat niet al te moeilijk was, aangezien ik
gekweld werd door hevige kiespijn. Tegen middernacht kwamen de
Turkomannen op onze tent af, kruipend en met geladen geweren. Toen
ze op vijfhonderd meters afstands waren, ging Joessoef zeer beleefd
naar hun gezondheid informeeren. Waarop zij, zonder een woord te
zeggen, verdwenen. Wij belaadden onze muildieren vóór zonsopgang,
en Joessoef, die al dien tijd zich kranig en dapper hield, sprak de dieven
in partibus, die bij ons gebleven waren, krachtig toe en verweet hun de
schending van de wetten der gastvrijheid, hen dreigend met allerlei
verschrikkelijke straffen. Ten slotte verdwenen zij ook en lieten ons
met rust. Denzelfden dag waren wij bijna overvallen door onze gidsen
van den vorigen dag, die ons op den anderen oever van de Atrek
volgden. Maar zij trokken zich terug, waarschijnlijk overtuigd, dat de

Sahib machtige beschermers hebben moest, en dat hij anders zich ook
nooit in deze streken zou hebben gewaagd.
Te Aksjanim, beneden een kloof, waar de Atrek door vloeit, kwam ik
op het grondgebied van de Goklan-Turkomannen. Dit was de eerste
plek, waar mij een vriendelijke ontvangst bereid werd. Mijn gastheer,
Mustapha Koeli, was in 1874 verbonden geweest aan de zending van
den Honorable G. Napier naar de Gurgan.
Wij passeerden daarna langs een zeer sterke helling den doorgang, die
bekend is onder den naam Hanaki-pas; de top is 1020 M. hoog. Van
daar deed het dal, dat wij juist waren doorgegaan, zich voor als een
reliëfkaart; op den achtergrond verhief zich de Sonar Dagh. Overal om
ons heen waren sneeuwvelden, en de wolken dreigden met nieuwen
voorraad. Dus haastten wij ons, en toch was het maar even vóór
zonsondergang, dat wij het fort Amend, waarvan niet veel meer dan een
puinhoop over is, bereikten. Er waren enkele tenten der Toktimasj
omheen gegroepeerd.
Den volgenden dag ging het met moeite door het dal der Insja, om
daarna weer over een pas te trekken en den daarop volgenden dag
bereikten wij in een bebouwde streek en op den weg van Astrabad naar
Boesjnoert het dorp Semalgan, waarschijnlijk Samangan van sjah
Nameh, een der talrijke dorpen, die aan de Koerden behooren.
Onnoodig te zeggen, dat ik blij was, het land der Turkomannen achter
mij te hebben, maar ook dat het mij aangenaam was, een blik te hebben
mogen werpen op hun gewoonten en hun denkbeelden, wat mij nooit
zou zijn gelukt, als ik met een uitgebreid escorte had gereisd.
De Koerden ontvingen mij vriendelijk. Zij hadden nog veel
herinneringen bewaard van kolonel Napier. Maar ik werd er een weinig
verlegen mee, dat ik na hem dit bezoek aflegde; hij had edelmoedig
geschenken uitgedeeld en ik trok door met ledige handen.
Over den Halinurpas gaand, die door een hooge bergketen een weg
opent, kwamen wij eindelijk in het stadje Boesjnoert. Ik werd er zeer
vriendelijk door den gouverneur ontvangen, die mij geluk wenschte
met het ongedeerd volbrengen van zulk een gevaarlijke reis. En

inderdaad, nu eerst begon ik mij rekenschap te geven van de gevaren,
die ik had geloopen. Kolonel Yate, die een jaar later met zeventig man
door deze streek trok en een gewapend geleide bij zich had, noemt haar
"het meest woeste en onafhankelijke gedeelte van het gebied der
Turkomannen, waar de Perzen geen voet durven zetten."
De provincie Khorassan, die wij nu pas hadden betreden, ligt in den
noord-oosthoek van Perzië; de naam beteekent Land der Zon. Zij
besloeg vroeger een verbazende uitgestrektheid; ze strekte zich van de
Kaspische Zee tot Samarkand uit en zuidelijk tot de grenzen van Sind.
Tegenwoordig reikt zij van den transkaspischen spoorweg in het
Noorden tot Seïstan in het Zuiden en van Afghanistan in het Oosten tot
Astrabad in het Westen. De oppervlakte is door lord Curzon geschat op
375,000 tot 435,000 vierkante kilometers.
Op den avond van mijn aankomst legde ik een bezoek af bij den
Saham-u-dola, een hoofd, dat hoog in aanzien stond. Ik zei hem eerst
niet, dat ik een officier was, die voor mijn genoegen reisde; maar toen
ik bemerkte, dat hij in mij een deelgenoot zag van de een of andere
bijzondere zending, vertelde ik hem de waarheid. Hij geloofde mij niet,
natuurlijk. Een Oosterling reist nooit anders, dan om geld te verdienen
of als pelgrim.
Boesjnoert is een stadje van misschien tien duizend inwoners. Er is
maar één lange straat; de plaats is door een telegraaflijn met Mesjed
verbonden, en er gaat wekelijks een post
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 33
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.