De schat in het Zilvermeer

Karl Friedrich May

schat in het Zilvermeer, by Karl Friedrich May

Project Gutenberg's De schat in het Zilvermeer, by Karl Friedrich May This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: De schat in het Zilvermeer
Author: Karl Friedrich May
Release Date: June 20, 2007 [EBook #21875]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK DE SCHAT IN HET ZILVERMEER ***

Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading Team at http://www.pgdp.net/

DR. KARL MAY'S REISAVONTUREN
DE SCHAT IN HET ZILVERMEER
VAN DR. KARL MAY
NAAR HET 48STE DUIZENDTAL DER DUITSCHE UITGAVE
MET PLATEN
DERDE DRUK
AMSTERDAM H. J. W. BECHT

BOEK-, COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIEME, NIJMEGEN.

EERSTE HOOFDSTUK.
DE ZWARTE PANTER.
Omstreeks het middaguur van een zeer heeten Junidag was de "Dogfish"--een der grootste stoomschepen voor passagiers en goederen van Arkansas--druk bezig met zijn geweldige schepraderen de wateren der rivier te klieven. Dien ochtend zeer in de vroegte was deze stoomboot van Little Rock afgevaren en zou nu spoedig Lewisburg bereiken, om daar aan te leggen, wanneer er nieuwe passagiers of goederen aan boord genomen moesten worden.
De felle hitte had de meer welgestelde reizigers naar hun kajuiten of slaapplaatsen gedreven, en de meesten der dekpassagiers lagen achter vaten, kisten en ander pakgoed, overal waar slechts een weinig schaduw te vinden was. Voor die passagiers had de kapitein onder een uitgespannen zeil een Bed-and-Board (dat is een toeslaande beddekast) laten zetten waarop allerlei glazen en flesschen stonden, welker scherpe inhoud in geen geval geschikt was voor verwende gehemelten en tongen. Achter deze soort van toonbank zat de knecht van den hofmeester, vermoeid van de hitte, met zijn oogen dicht te knikkebollen. Van tijd tot tijd gingen zijn oogleden even open, en dan kwam er een binnensmonds geprevelde vloek of ander kras woord over zijn lippen. Die uitingen van wrevel golden een groep van een groot twintigtal mannen, die v����r de toonbank in een kring op den grond zaten, en den dobbelbeker van hand tot hand lieten gaan. Er werd om een drink (= "zoopje") gespeeld, dat wil zeggen: als het spel uit was moest de verliezer voor elk der medespelers een borrel betalen. Daardoor was de hofmeestersknecht niet in de gelegenheid een dutje te doen, waarin hij blijkbaar zooveel trek had.
Die mannen hadden stellig niet pas hier op de stoomboot kennis gemaakt, want zij speelden "jij en jou" tegen elkander en, naar men uit sommige uitdrukkingen nu en dan kon opmaken, schenen zij met elkaars omstandigheden volkomen bekend. Als tegenhanger van die algemeene vertrouwelijkheid, was er ����n onder hen, voor wien al de anderen een soort van ontzag schenen te hebben. Zij noemden hem "kornel," zooals men weet, een verbastering van het woord "kolonel," dat "overste" beteekent.
Die man was lang en mager; met een gladgeschoren gezicht, met scherpgeteekende gelaatstrekken, en een borsteligen, roodkleurigen keelbaard. Ook zijn kort geknipt hoofdhaar was zoo rood als een vos, wat men duidelijk zien kon, daar hij den ouden, versleten vilten hoed, dien hij ophad, ver achteruit in zijn nek had geschoven. Zijn kleeding bestond uit zware, met spijkers beslagen vetleeren schoenen, een nanking-broek, en een kort wambuis van dezelfde stof. Een vest droeg hij niet; in stede daarvan was een ongestreken vuil hemd te zien, waarvan de breede halskraag, zonder door een das bijeengehouden te worden, wijd openstond, zoodat men zijn sterk door de zon gebruinde, bloote borst zag. Om zijn middel was een soort van rooden gordel gebonden bij wijze van sjerp, waaruit de handvatsels van een mes en twee pistolen te voorschijn kwamen. Achter hem lag een geweer, nog zoogoed als nieuw, en een linnen knapzak, voorzien van twee banden, om als ransel op den rug gedragen te worden.
De andere mannen waren eveneens slordig en even onooglijk gekleed, maar insgelijks zeer goed gewapend. Er was niet ����n onder hen, dien men op het eerste gezicht zou hebben durven vertrouwen. Zij dobbelden met een hartstochtelijkheid, alsof de speelduivel in hen gevaren was, en voerden daarbij hun gezelligen kout in uitdrukkingen, zoo ruw en plat, dat iemand, die op een greintje beschaving aanspraak kon maken, zeer zeker geen minuut bij hen zou hebben blijven staan. Zij hadden stellig reeds verscheidene "zoopjes" gebruikt, want hun gezichten waren niet alleen door de zon verhit, maar ook klaarblijkelijk in geen geringere mate door den sterken drank.
De kapitein van het stoomschip had de commandobrug verlaten, en was naar de achterplecht gegaan, om aan den stuurman eenige noodige bevelen te geven. Toen dit gedaan was zeide laatstgenoemde: "Wat denkt gij van de snaken, die daar op de voorplecht zitten te dobbelen, kapitein? Mij dunkt, dat zijn boys (= jongens), die men maar liever niet aan boord ziet komen."
"Zoo denk ik er ook over," antwoordde de gevraagde met
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 261
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.