De Zoon van Dik Trom | Page 2

C. Joh. Kieviet
"Niet te groot en erg gemakkelijk in
't bewonen. En als u mij dan den winkel verhuurde, zou u een rustigen
ouden dag kunnen hebben. 't Wordt Vader toch wel wat erg zwaar in
den winkel."
"Ja, dat doet het--en dat doet het," zei Trom.
"En wou jij dan alleen in den winkel gaan wonen, Dik?" vroeg vrouw
Trom met een glimlachje.
Dik lachte ook.
"Neen Moeder, dat is nu juist mijne bedoeling niet. Als u en Vader het
goedvinden, zou ik wel willen trouwen. Anneke en ik hebben elkander
al gekend van onze vroegste kinderjaren af, en wij houden veel van
mekaar. Dus,--wat dunkt u er van?"
Moeder Trom stond op, sloeg haar armen om Dik's hals, gaf hem een
kus op elke wang, en zei:
"Mijn zegen er op, Dik!"
Trom trok zoo hard aan zijn bakkebaardjes, dat hij er de vlassige
haartjes van in de hand hield, en zei:
"Ja, ja, zoo is het goed, en dat is het. Griet, onze Dik is toch een
bizonder kind,--en dat is-ie!"

Tweede Hoofdstuk.

De belangrijkste dag uit het leven van Dik Trom.
Het ging al gauw als een loopend vuurtje door het dorp: "Dik Trom
gaat trouwen met Anneke, en zijn ouders gaan het huisje bewonen
naast den winkel." En alle menschen vonden het erg best. "'t Was net
een spannetje, dat bij elkaar hoorde," zei men. "Allebei zijn ze vroolijk,
allebei jong, allebei dik," en dat was waar, want Anneke evenaarde in
gezetheid haar aanstaanden man. Zij zag er door en door gezond uit,
had een paar blozende wangen en keek iedereen altoos vroolijk en
opgeruimd aan. En zij vond het wat prettig om met Dik te trouwen.
Van hun vroegste jeugd af hadden zij elkander gekend en veel van
mekaar gehouden, en niemand vond het vreemd, dat zij man en vrouw
zouden worden. Eigenlijk hadden de menschen het al lang gedacht.
Op een mooien dag in de maand Juni werd de bruiloft gevierd. Dik was
's morgens al vroeg opgestaan en den tuin achter zijn huis ingestapt.
Het zonnetje scheen zoo vroolijk, de vogels zongen zoo blijde, de
bloemen in de perkjes geurden zoo heerlijk, en Dik voelde zich zoo
gelukkig, dat hij van louter plezier een liedje begon te zingen. En met
zijn zakmes sneed hij de vroege rozen af en de seringen en de vogelkers,
en bond ze te zamen tot een welriekenden ruiker, dien hij zelf aan zijne
bruid ging brengen. Overal zag hij de vlaggen uitsteken ter eere van
hem en van Anneke. Piet van Dril was de eerste, die zijn vlag uit het
zolderraam stak, en toen volgde Jan Vos, en daarna Van Dijk, de
molenaar, en Vrouw van Aken, en Teun de visscher, en de meester, en
de ontvanger, en de burgemeester. Ja, zelfs uit het huisje van Kee, de
heks van den Achterweg, wapperde een klein, verschoten vlaggetje uit
het boven-zijraampje, want zij hield dolveel van Dik en verheugde zich
in zijn geluk. Weldra was er geen huis meer, waar de vlag niet uithing,
wat wel een bewijs was, dat de bruid en de bruidegom geliefde
personen waren op het dorp.
Dik vond het heerlijk te zien, dat alle menschen hem en Anneke een
blijk van vriendschap wilden geven. Hij had een glimlach van geluk op
de lippen, en zijne oogen tintelden van blijdschap.
De menschen, die hem tegenkwamen, hielden hem staande om hem
geluk te wenschen en de hand te drukken, en Piet van Dril stak zijn

zwarte gezicht buiten de deur van de smederij, toen Dik daar
voorbijkwam, zwaaide met zijn vette, glimmende petje, en riep
driemaal: "Hoezee! Leven Dik en zijne bruid!"
Voor het huis van Anneke wachtte hem eene verrassing, want daar was
een mooie, groote eerepoort opgericht met sparregroen en papieren
bloemen. Bovenin prijkte een schild met de namen van de bruid en den
bruidegom, en er hingen lampions met kaarsen, die 's avonds een
schitterend licht zouden geven.
Dat hadden zijn vrienden en kennissen gedaan onder leiding van Piet
van Dril, zijn boezemvriend.
En onder de poort stond Anneke, die maar niet begrijpen kon, dat die
poort ter harer eere was opgericht, en ze lachte en schreide tegelijk van
blijdschap en zei, dat ze zoo gelukkig was en zooveel eer niet verdiende.
En zij dankte Dik voor zijn mooien ruiker, en wist bijna niet, wat zij
doen zou van vreugde.
Toen ging Dik naar huis terug, om alles voor de bruiloft in orde te
brengen. Er werden in de schuur, die in gewone tijden voor pakhuis
diende, groote tafels en stoelen geplaatst voor de gasten. En hij
versierde de wanden met vlaggedoek, en nog was hij daarmee niet
gereed, toen de deur openging, en Piet van Dril en Jan Vos verschenen,
die een wagen met sparregroen meebrachten en hem hielpen aan de
versiering.
De schuur
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 66
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.