Avondstonden

Hendrik Conscience

Avondstonden

The Project Gutenberg EBook of Avondstonden, by Hendrik Conscience This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Avondstonden
Author: Hendrik Conscience
Release Date: October 4, 2004 [EBook #13595]
Language: Dutch
Character set encoding: ISO-8859-1
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AVONDSTONDEN ***

Produced by Robbie Deighton, Miranda van de Heijning and the PG Online Distributed Proofreading Team.

HENDRIK CONSCIENCE
Avondstonden

INHOUD
Quinten Massys
De engel des goeds en de geest des kwaads
De nieuwe Niobe
Weetlust en geloof
Het beulskind
De geest
De schoolmeester ten tijde van Maria Theresia
De kwade hand
Striata Formosissima of de Dahlia's-koorts

[Illustratie: De abdisse nam het boek uit handen der non.]

QUINTEN MASSYS
Omtrent den jare 1480 stonden bij de Gasthuisbeemden, te Antwerpen, eenige kleine huisjes, welke het klooster van ter Zieken toebehoorden en aan geringe menschen werden verhuurd. Zij waren meestal bewoond door ambachtsgezellen, die van hun arbeidsloon met moeite genoeg konden overhouden om de wekelijksche huurpenningen te betalen; of wel door oude lieden, die met de grootste zuinigheid van het geld, dat zij in jongere jaren gespaard hadden, nu moesten leven.
In een der minst vervallene dezer huisjes woonde in dien tijd eene weduwe met haren eenigen zoon. Alhoewel zij niets in eigendom op de wereld bezat, hadden niettemin vreugde en genoegen altijd onder haar dak gewoond; zij droeg hare armoede met het grootste geduld en zou niet licht haren nederigen staat tegen eenen beteren verruild hebben. Haar geluk bestond in de arbeidzaamheid van haren zoon en in de zuivere genegenheid, die hij haar toedroeg. Daar zij eene teedere moeder was en al het gevoel van haar liefderijk hart op haren zoon gekeerd had, was het haar een genoegzaam gelukzalig lot, zich door hem zoo bemind te zien. In hare gebeden, in al hare zuchten was de naam van haar kind gemengd; en de liefde, welke zij hem had toegewijd, was in eene soort van zelfverloochening verkeerd. Haar zoon, die zijne moeder met gelijke teederheid betaalde, werkte dag en nacht om haar niets te laten ontbreken, en, wanneer hij maar gissen kon, dat zij iets verlangde, spaarde hij het zweet zijns aanschijns niet, maar zwoegde, totdat hij geld genoeg gewonnen had om zijne moeder het verlangde voorwerp te schenken. Door arbeidszucht was hij zoodanig bekwaam geworden in het smidsambacht, dat hij uitoefende, dat niemand hem in het smeden van allerlei kunstvoorwerpen te boven ging, en hij een ruim loon voor zijnen arbeid ontving. Dit was eene der redenen, waarom de woning der weduwe met meer smaak versierd was en zij als eene der meest-bemiddelde huurlingen der huisjes van ter Zieken werd aangezien. Haar zoon, die in zijn werk buitengewonen lust vond, zong en was blijde zonder ophouden; ook had men zijnen echten naam vergeten, om hem dien van vroolijken smid te geven.
Sedert eenige maanden was op eens in het huis der oude weduwe al dit genoegen, al die vreugde vergaan; nu waren het slechts tranen, die er vloeiden, zuchten die men er hoorde, en het zingen van den vroolijken smid was eene zaak, waaraan de geburen niet meer dachten, dan om zich gelukkige tijden te herinneren.
Het was op eenen Maandag;--de weduwe zat met natbeschreide wangen bij het bed, waarop haar zoon lag uitgestrekt. Die sterke jonkman, welke zoovele jaren den voorhamer met gemak en losheid had behandeld, die zooveel zweet voor zijne moeder had gestort, was nu als in een ontvleesd geraamte veranderd. Men kon op zijnen blooten hals gemakkelijk de ingekrompen spieren zien bewegen; zijne sleutelbeenderen lagen zoo zichtbaar onder zijne huid, alsof zij als met een doorschijnend lijnwaad waren overtrokken geweest: zijn gansch lichaam scheen als weggesmolten. Zijn aangezicht droeg geen het minste teeken van pijn: alleenlijk was er eene diepe droefheid op afgeschetst, en men kon duizende hartgrievende woorden lezen in de flauwe oogen, die hij op zijne moeder gericht hield. Van tijd tot tijd kwam er nog eene uitdrukking van zaligheid zijn mager aangezicht beglanzen: het was wel geen lach, maar iets onverstaanbaars, eene geheime gedachte, die zijne oogen meer deed blinken en hem meer van het graf, dat op hem gaapte, scheen te verwijderen. Dan vatte de bedrukte moeder, ziende wat hevige zielestrijd van hoop, van liefde en van doodende foltering in haren zoon omging, zijne beenige hand en zuchtte vol ontroering; een enkel woord rolde slechts van hare lippen, de naam van haren stervenden zoon:
"Quinten! o, Quinten!..."
Nadat zij elkander aldus ruimen tijd bezien hadden, begon de weduwe opnieuw overvloedige tranen te storten en sprak eindelijk met doffe stemme:
"Quinten, mijn arme zoon, verlangt gij niets? Hebt gij geenen dorst?"
"O neen, moeder; maar gij? Ik zie u niets eten? Gansche dagen weent gij om mij, en gij krenkt uwe gezondheid.--O, wat ben ik ongelukkig!--Ik zal sterven, dit voel ik; niet door de ziekte
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 57
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.